Het CDA wil dat vrijwilligers die zich dagelijks inzetten voor monumentale gebouwen, zoals kerken, kastelen en musea beter worden ondersteund door de overheid. Daarom heeft CDA-Kamerlid Lenny Geluk-Poortvliet afgelopen maandag in de Tweede Kamer tijdens een wetgevingsoverleg Cultuur gepleit voor een proactieve aanpak van minister Van Engelshoven (OCW) op het gebied van praktische ondersteuning. Zodat de mogelijkheden voor training of kennisverdieping en de hulp bij het doen van bijvoorbeeld fondsaanvragen kunnen worden versterkt.
Lenny Geluk-Poortvliet: “Vrijwilligers zijn goud waard als het gaat om het behoud van monumenten zoals kerkgebouwen. De extra uren die zij hier in steken, doen zij bijvoorbeeld in de avonduren en komen vaak bovenop een drukke baan. Dat is een hele uitdaging en vraagt ook om specifieke kennis. Training- en opleidingsmogelijkheden kunnen daarbij helpen. Vrijwilligers verdienen een extra steuntje in de rug.”
In de totale erfgoedsector wordt 40 tot 60% van het werk gedaan door vrijwilligers, oftewel mensen die hier niet voor worden betaald. Zonder hen zouden vele monumenten in verval raken. Tegelijkertijd vraagt behoud en onderhoud vaak kennis die niet altijd voorhanden is, als bijvoorbeeld een verbouwing nodig is vanwege veiligheidseisen. Dan kan een training voor fondswerving, communicatie via (social) media of de aanvraag van subsidies en vergunningen heel nuttig zijn voor vrijwilligers. Daarom heeft Geluk-Poortvliet een motie ingediend waarin de minister wordt gevraagd de mogelijkheden voor extra praktische ondersteuning in kaart te brengen en te versterken. Bijvoorbeeld via de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Op die manier wil het CDA dat vrijwilligerswerk extra wordt ondersteund, maar ook dat dit zorgt voor een stimulans voor de vrijwilligers van de toekomst.
Geluk-Poortvliet: “In het Regeerakkoord is aangegeven dat er speciale aandacht nodig is voor monumenten, in het bijzonder monumentale kerkgebouwen, waarbij onder meer geïnvesteerd wordt in onderhoud. Wat het CDA betreft hoort daar ook een passend aanbod van ondersteuning vanuit het Rijk bij. Zodat vrijwilligers worden gestimuleerd in het belangrijke werk dat zij verrichten voor onze samenleving.”