Alle aanwezigen houden hun adem in.
Je kunt een speld horen vallen in de troonzaal.
Iedereen kijkt naar de Koning. Wat gaat hij doen?
‘Breng me een zwaard’, had hij bevolen.
Toen werd het stil.
Onwillekeurig bewegen de ogen van de aanwezigen zich naar de twee vrouwen tegenover de koning. Ze zijn ook stil geworden, kijken angstig naar de koning.
In hun armen hebben ze elk een baby: één levendig, de ander doods.
Een paar minuten geleden waren de vrouwen binnengekomen in de troonzaal. Ze wilden dat de Koning recht zou spreken. Wat was hun verhaal[1]?
Eén van de vrouwen had het woord gevoerd: ‘Staat u mij toe, heer…
Deze vrouw en ik wonen in hetzelfde huis. In dat huis heb ik in haar bijzijn een kind ter wereld gebracht. Drie dagen later kreeg ook zij een kind. Wij waren daar samen; er was niemand anders in huis, alleen wij tweeën. Maar haar kind is s’ nachts gestorven, want zij was erop gaan liggen. Toen is ze midden in de nacht opgestaan en heeft ze mijn kind bij me weggenomen, terwijl ik sliep. Ze nam mijn kind in haar armen en legde mij het dode kind in de armen. Toen ik het de volgende ochtend wilde voeden merkte ik dat het dood was. Maar toen ik het nog eens goed bekeek, zag ik dat het niet het kind was dat ik gebaard had’.
‘Dat is niet waar!’ had de andere vrouw geroepen, ‘Het dode is van jou en het levende van mij’. En zo was het nog even doorgegaan, voor de koningstroon.
Maar nu was het stil geworden, doodstil. ‘Breng me een zwaard’, had de Koning bevolen en daar kwam het zwaard al aan.
Toen sprak de koning: ‘Hak het levende kind in tweeën en geef hun ieder de helft’.
Even viel de stilte weer in, mensen sloegen met hun handen voor hun mond, toen een luide schreeuw. ‘Nee, heer, ik smeek u, geef het kind aan haar, maar dood het alstublieft niet!’ De andere vrouw riep: ‘Als ik het niet krijg, krijg jij het ook niet. Hak het maar doormidden!’
Toen nam de Koning het woord en hij sprak recht: ‘Het kind zal niet gedood worden. Geef het levende kind aan haar, want zij is de moeder’.
Deze rechtspraak door de wijze Koning Salomo maakte dat hij werd gerespecteerd door het volk. Hij handhaafde het recht met goddelijke wijsheid.
Wijsheid, dat is iets waar ik vaak als woordvoerder Buitenlandse zaken voor bid. Waarom? Omdat de uitdagingen die op ons afkomen immens zijn. En het is al voorspelt: Oorlogen. Geruchten van oorlogen. Het ene volk staat op tegen het andere. Hongersnoden. Besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Wie niet beter weet zou denken dat dit gaat om een uitzending van het 8-uur journaal in plaats van om een tekst uit Mattheus 24.
Onze tijd kenmerkt zich door een toenemende onzekerheid. Oorlog is terug op het Europees continent en een ruim een week geleden hebben het verschrikkelijke terreur van Hamas tegen onschuldige Israëlische burgers gezien. Maar hoe gruwelijk deze ellende ook is, dit zullen slechts voetnoten zijn in de geschiedenis die nog geschreven gaat worden. Want er is nog meer aan de hand. De machtsverhoudingen in de wereld zijn aan het schuiven en een toenemend aantal landen spelen mensenrecht nog slecht een bijrol. 72 procent van de wereldbevolking oftewel 5,7 miljard mensen leven onder een autoritair bewind en dit neem de aankomende jaren toe. En vergis u niet, ook onze westerse democratieën staan onder druk. Misschien niet zo zichtbaar zoals de oorlog in Oekraïne, de vervolgingen van Christenen in Noord-Korea of het terreur in Israël. Veel subtieler maar op termijn niet minder gevaarlijk. Het grote gevaar wat ons bedreigt is onverschilligheid. Het ziekelijke idee dat het hele universum om onze grote ‘ik’ draait. ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’ Bekende woorden die Kain ooit sprak is nu helaas vaak gemeengoed in onze samenleving. Een samenleving waarin het grote ik de voorkeur geniet boven het gemeenschappelijke wij. Een samenleving waarbij niet onze waarden en normen meer centraal staan maar vooral de onverzadigbare drang naar nog meer welvaart voor onszelf te koste van anderen.
En als onze welvaart maar iets onder druk komt te staan gooien we onze waarden en overboord en gaan we demonstreren met slogans zoals ‘Niet onze oorlog’. Een paar procent inflatie kan onze steun aan de dappere Oekraïners, die uiteindelijk ook voor onze vrijheid strijden, doen verdampen.
Maar het is niet alleen hoeveelheid uitdagingen, zowel vanuit het buitenland als binnen in onze samenleving. Ook de complexiteit van de uitdagingen neemt enorm toe. Talloze kwesties waarbij het niet altijd meteen duidelijk is wat zwart is en wat wit is. Wat overduidelijk goed of fout is. Talloze kwesties waar je soms een Salomonsoordeel moet vellen. En het zijn veel verschillende dilemma’s.
Bijvoorbeeld het simpele feit dat ik mijn tijd maar 1 keer kan gebruiken. En is het dan wel fair dat ik zoveel spreektijd besteed aan Oekraïne en nu aan Israël terwijl er nauwelijks aandacht gaat naar het leed wat we in Afrika zien. En dat is niet alleen nu, maar eigenlijk altijd zo geweest. In de jaren ’90 ging in Europa veel aandacht naar Joegoslavië waar ongeveer 120.000 mensen omkwamen of de Golfoorlog waar 100.000 slachtoffers te betreuren waren maar nauwelijks aandacht naar de slachtingen die plaatsvonden in West- en Midden Afrika waar uiteindelijkmeer dan 5 miljoen Afrikanen bij omkwamen.
Het gevoelige dilemma wat nu leeft. Het lijkt wel dat je niet en Israël kunt steunen in hun strijd tegen terreur maar tegelijkertijd mag vragen om aandacht van het leed van de vele onschuldigen Palestijnen. Waarom mogen we in deze gepolariseerde tijd niet meer huilen om en dat ontvoerde Joodse jongetje als om dat kleine Palatijnse peutertje dat verdwaasd onder het stof in een ziekenhuis zit?
Of een ander soort dilemma zoals bijvoorbeeld Afghanistan. Sinds de Taliban weer aan de macht is bevind het land zich in een isolement. We negeren nu het land omdat we niks met de Taliban te maken willen hebben omdat deze bekend staan om hun walgelijk manier waarop ze met hun bevolking omgegaan. Denk hierbij aan de vervolging van minderheden of de onderdrukking van vrouwen en meisjes. Met zo een regering wil je toch niks te maken hebben?
Maar laten we daarmee de Afghaanse bevolking, die de afgelopen weken nog geteisterd werden door bomaanslagen en aardbevingen en al jaren geteisterd door honger, over aan hun lot?
Kiezen we bij deze dillema’s een principiële harde koers of een pragmatische en empathische koers? Een principiële lijn is vaak duidelijker en ook vaak ambitieus, je hoeft immers niet bereidt te zijn tot het sluiten van enige concessie en nuance is er alleen voor watjes. Hierbij houdt je, zo lijkt het, schone handen maar moet je tegelijkertijd accepteren dat je vaak langs de lijn blijft staan. Je kunt dan van af je ‘moral highground’ de Afghaanse bevolking negeren omdat je niks te maken wilt hebben met de Taliban.
Of kies je voor pragmatisch handelen. Je zoekt contact met de Taliban om uiteindelijk het leven, hoe klein de stapjes ook zullen zijn, van de Afghaanse bevolking te verbeteren. Maar geef je de Taliban hier niet de legitimiteit die je eigenlijk niet wilt geven?
En dit is maar een van de vele dilemma’s die op mijn bureau ligt en vraagt om een salomonsoordeel. En die keuze tussen een principiële koers of een pragmatische koers vraagt om wijsheid. Natuurlijk is er het werk van mijn voorgangers om op te steunen en een verkiezingsprogramma om uit te putten. En het helpt dat we als CDA ook diepe wortels in onze geschiedenis die nog teruggaan tot Abraham Kuyper meer dan 100 jaar geleden. Maar er gaat niks boven onze christendemocratische ideologie die geïnspireerd is op het Evangelie van meer dan 2000 jaar oud. In de Bijbel vind ik dan ook de wijsheid die ik nodig heb bij het nemen van een salomonsoordeel.
In de Bijbel vind ik vooral pleidooien voor de pragmatische lijn. Diende Obadja niet als stalmeester onder het meest goddeloze Koningspaar in de Bijbel, namelijk Achab en Izebel. Staat er niet geschreven dat hij dankzij zijn positie aan het koninklijk hof, hij 100 profeten verborgen kon houden in grotten en voorzien van voedsel en drinken toen Koningin Izebel ze wou vermoorden[2]. Gebruikte Paulus op zijn zendingsreizen niet meerdere malen zijn Romeins geboorterecht of zelfs het afgodsbeeld van de ‘onbekende god’ om de Atheense bevolking te bekeren? Nog verder terug in de geschiedenis lezen we over Jozef en Daniel die allebei hoge functies vervulde in wereldrijken die vaak vijandig stonden tegenover Gods volk. God gebruikte deze pragmatische leiders om zijn volk te bewaren en te beschermen.
En ondanks dat je voor pragmatische politiek bent kunnen de oorlogen, hongersnoden, het terreur in Israël en het leed van onschuldige Palestijnen helaas leiden tot een sombere conclusie. De aarde en haar schepping is verloren.
En toch, toch ben ik hoopvol.
Concreet wordt dat in de verwachting die mijn vrouw en ik hebben van een babydochter. En ik ben hoopvol dat zij en met haar nieuwe generaties opstaan die de wereld ten goede willen veranderen. Hoopvol omdat ik geloof dat ik de wereld niet hoef te dragen maar dat deze wereld wel gedragen wordt. En dat God mensen wil gebruiken om de geschiedenis, hoe klein misschien ook, te veranderen te verbeteren. Leest u uw Bijbel er maar op na: buitenlandse politiek en diplomatie zijn aan de orde van de dag. Jozef die graanschuren bouwt niet alleen voor Egypte maar ook om zijn familie te voeden. Salomo die van zijn diplomatieke contacten gebruik maakt om hout voor de tempel te krijgen. Esther die namens haar volk pleit bij de Perzische koning. Daniel die in een Babylonisch regime van grote betekenis is. En er zijn nog vele andere voorbeelden te noemen.
Dat betekent voor mij een duidelijke opdracht. De heilstaat wordt hier niet bereikt, maar wij hebben de opdracht om het goede te doen. Om recht te doen. Samen verantwoordelijkheid nemen voor een gebroken wereld. Verantwoordelijkheid is het antwoord op onverschilligheid.
De wereld is geen rechtszaal. Nog niet, zou ik willen zeggen.
Dat is een hoopvolle gedachte, dat de wereld eens wel rechtszaal worden zal.
Waarin ‘recht en gerechtigheid[3]’ gedaan wordt. Wat we doen, dat maakt verschil.
Terug naar Salomo.
Toen Salomo net Koning was verscheen God hem in een droom.
‘Vraag wat je wilt’, zei God, ‘ik zal het je geven’.
‘Schenk uw dienaar een opmerkzame geest, zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad’, was zijn antwoord.
God zei ‘Ik zal je zo veel wijsheid en onderscheidingsvermogen schenken dat je iedereen voor jou en na jou overtreft’.
Wie wijsheid wil ontvangen moet weten wie wijsheid geeft.
Koningen, vorsten en volksvertegenwoordigers moeten op hun knieën.
‘Hij geeft het zijn beminde in de slaap[4]’.
[1] Je kunt dit verhaal lezen in de Bijbel, in 1 Koningen 3 vanaf vers 16.
[2] 1 Koningen 18:4
[3] De vader van koning Salomo schreef dit voor hem op in een lied met goede wensen, Psalm 72
[4] In Psalm 127 schrijft Koning Salomo zijn levensles.
Alle aanwezigen houden hun adem in.
Je kunt een speld horen vallen in de troonzaal.
Iedereen kijkt naar de Koning. Wat gaat hij doen?
‘Breng me een zwaard’, had hij bevolen.
Toen werd het stil.
Onwillekeurig bewegen de ogen van de aanwezigen zich naar de twee vrouwen tegenover de koning. Ze zijn ook stil geworden, kijken angstig naar de koning.
In hun armen hebben ze elk een baby: één levendig, de ander doods.
Een paar minuten geleden waren de vrouwen binnengekomen in de troonzaal. Ze wilden dat de Koning recht zou spreken. Wat was hun verhaal[1]?
Eén van de vrouwen had het woord gevoerd: ‘Staat u mij toe, heer…
Deze vrouw en ik wonen in hetzelfde huis. In dat huis heb ik in haar bijzijn een kind ter wereld gebracht. Drie dagen later kreeg ook zij een kind. Wij waren daar samen; er was niemand anders in huis, alleen wij tweeën. Maar haar kind is s’ nachts gestorven, want zij was erop gaan liggen. Toen is ze midden in de nacht opgestaan en heeft ze mijn kind bij me weggenomen, terwijl ik sliep. Ze nam mijn kind in haar armen en legde mij het dode kind in de armen. Toen ik het de volgende ochtend wilde voeden merkte ik dat het dood was. Maar toen ik het nog eens goed bekeek, zag ik dat het niet het kind was dat ik gebaard had’.
‘Dat is niet waar!’ had de andere vrouw geroepen, ‘Het dode is van jou en het levende van mij’. En zo was het nog even doorgegaan, voor de koningstroon.
Maar nu was het stil geworden, doodstil. ‘Breng me een zwaard’, had de Koning bevolen en daar kwam het zwaard al aan.
Toen sprak de koning: ‘Hak het levende kind in tweeën en geef hun ieder de helft’.
Even viel de stilte weer in, mensen sloegen met hun handen voor hun mond, toen een luide schreeuw. ‘Nee, heer, ik smeek u, geef het kind aan haar, maar dood het alstublieft niet!’ De andere vrouw riep: ‘Als ik het niet krijg, krijg jij het ook niet. Hak het maar doormidden!’
Toen nam de Koning het woord en hij sprak recht: ‘Het kind zal niet gedood worden. Geef het levende kind aan haar, want zij is de moeder’.
Deze rechtspraak door de wijze Koning Salomo maakte dat hij werd gerespecteerd door het volk. Hij handhaafde het recht met goddelijke wijsheid.
Wijsheid, dat is iets waar ik vaak als woordvoerder Buitenlandse zaken voor bid. Waarom? Omdat de uitdagingen die op ons afkomen immens zijn. En het is al voorspelt: Oorlogen. Geruchten van oorlogen. Het ene volk staat op tegen het andere. Hongersnoden. Besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Wie niet beter weet zou denken dat dit gaat om een uitzending van het 8-uur journaal in plaats van om een tekst uit Mattheus 24.
Onze tijd kenmerkt zich door een toenemende onzekerheid. Oorlog is terug op het Europees continent en een ruim een week geleden hebben het verschrikkelijke terreur van Hamas tegen onschuldige Israëlische burgers gezien. Maar hoe gruwelijk deze ellende ook is, dit zullen slechts voetnoten zijn in de geschiedenis die nog geschreven gaat worden. Want er is nog meer aan de hand. De machtsverhoudingen in de wereld zijn aan het schuiven en een toenemend aantal landen spelen mensenrecht nog slecht een bijrol. 72 procent van de wereldbevolking oftewel 5,7 miljard mensen leven onder een autoritair bewind en dit neem de aankomende jaren toe. En vergis u niet, ook onze westerse democratieën staan onder druk. Misschien niet zo zichtbaar zoals de oorlog in Oekraïne, de vervolgingen van Christenen in Noord-Korea of het terreur in Israël. Veel subtieler maar op termijn niet minder gevaarlijk. Het grote gevaar wat ons bedreigt is onverschilligheid. Het ziekelijke idee dat het hele universum om onze grote ‘ik’ draait. ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’ Bekende woorden die Kain ooit sprak is nu helaas vaak gemeengoed in onze samenleving. Een samenleving waarin het grote ik de voorkeur geniet boven het gemeenschappelijke wij. Een samenleving waarbij niet onze waarden en normen meer centraal staan maar vooral de onverzadigbare drang naar nog meer welvaart voor onszelf te koste van anderen.
En als onze welvaart maar iets onder druk komt te staan gooien we onze waarden en overboord en gaan we demonstreren met slogans zoals ‘Niet onze oorlog’. Een paar procent inflatie kan onze steun aan de dappere Oekraïners, die uiteindelijk ook voor onze vrijheid strijden, doen verdampen.
Maar het is niet alleen hoeveelheid uitdagingen, zowel vanuit het buitenland als binnen in onze samenleving. Ook de complexiteit van de uitdagingen neemt enorm toe. Talloze kwesties waarbij het niet altijd meteen duidelijk is wat zwart is en wat wit is. Wat overduidelijk goed of fout is. Talloze kwesties waar je soms een Salomonsoordeel moet vellen. En het zijn veel verschillende dilemma’s.
Bijvoorbeeld het simpele feit dat ik mijn tijd maar 1 keer kan gebruiken. En is het dan wel fair dat ik zoveel spreektijd besteed aan Oekraïne en nu aan Israël terwijl er nauwelijks aandacht gaat naar het leed wat we in Afrika zien. En dat is niet alleen nu, maar eigenlijk altijd zo geweest. In de jaren ’90 ging in Europa veel aandacht naar Joegoslavië waar ongeveer 120.000 mensen omkwamen of de Golfoorlog waar 100.000 slachtoffers te betreuren waren maar nauwelijks aandacht naar de slachtingen die plaatsvonden in West- en Midden Afrika waar uiteindelijkmeer dan 5 miljoen Afrikanen bij omkwamen.
Het gevoelige dilemma wat nu leeft. Het lijkt wel dat je niet en Israël kunt steunen in hun strijd tegen terreur maar tegelijkertijd mag vragen om aandacht van het leed van de vele onschuldigen Palestijnen. Waarom mogen we in deze gepolariseerde tijd niet meer huilen om en dat ontvoerde Joodse jongetje als om dat kleine Palatijnse peutertje dat verdwaasd onder het stof in een ziekenhuis zit?
Of een ander soort dilemma zoals bijvoorbeeld Afghanistan. Sinds de Taliban weer aan de macht is bevind het land zich in een isolement. We negeren nu het land omdat we niks met de Taliban te maken willen hebben omdat deze bekend staan om hun walgelijk manier waarop ze met hun bevolking omgegaan. Denk hierbij aan de vervolging van minderheden of de onderdrukking van vrouwen en meisjes. Met zo een regering wil je toch niks te maken hebben?
Maar laten we daarmee de Afghaanse bevolking, die de afgelopen weken nog geteisterd werden door bomaanslagen en aardbevingen en al jaren geteisterd door honger, over aan hun lot?
Kiezen we bij deze dillema’s een principiële harde koers of een pragmatische en empathische koers? Een principiële lijn is vaak duidelijker en ook vaak ambitieus, je hoeft immers niet bereidt te zijn tot het sluiten van enige concessie en nuance is er alleen voor watjes. Hierbij houdt je, zo lijkt het, schone handen maar moet je tegelijkertijd accepteren dat je vaak langs de lijn blijft staan. Je kunt dan van af je ‘moral highground’ de Afghaanse bevolking negeren omdat je niks te maken wilt hebben met de Taliban.
Of kies je voor pragmatisch handelen. Je zoekt contact met de Taliban om uiteindelijk het leven, hoe klein de stapjes ook zullen zijn, van de Afghaanse bevolking te verbeteren. Maar geef je de Taliban hier niet de legitimiteit die je eigenlijk niet wilt geven?
En dit is maar een van de vele dilemma’s die op mijn bureau ligt en vraagt om een salomonsoordeel. En die keuze tussen een principiële koers of een pragmatische koers vraagt om wijsheid. Natuurlijk is er het werk van mijn voorgangers om op te steunen en een verkiezingsprogramma om uit te putten. En het helpt dat we als CDA ook diepe wortels in onze geschiedenis die nog teruggaan tot Abraham Kuyper meer dan 100 jaar geleden. Maar er gaat niks boven onze christendemocratische ideologie die geïnspireerd is op het Evangelie van meer dan 2000 jaar oud. In de Bijbel vind ik dan ook de wijsheid die ik nodig heb bij het nemen van een salomonsoordeel.
In de Bijbel vind ik vooral pleidooien voor de pragmatische lijn. Diende Obadja niet als stalmeester onder het meest goddeloze Koningspaar in de Bijbel, namelijk Achab en Izebel. Staat er niet geschreven dat hij dankzij zijn positie aan het koninklijk hof, hij 100 profeten verborgen kon houden in grotten en voorzien van voedsel en drinken toen Koningin Izebel ze wou vermoorden[2]. Gebruikte Paulus op zijn zendingsreizen niet meerdere malen zijn Romeins geboorterecht of zelfs het afgodsbeeld van de ‘onbekende god’ om de Atheense bevolking te bekeren? Nog verder terug in de geschiedenis lezen we over Jozef en Daniel die allebei hoge functies vervulde in wereldrijken die vaak vijandig stonden tegenover Gods volk. God gebruikte deze pragmatische leiders om zijn volk te bewaren en te beschermen.
En ondanks dat je voor pragmatische politiek bent kunnen de oorlogen, hongersnoden, het terreur in Israël en het leed van onschuldige Palestijnen helaas leiden tot een sombere conclusie. De aarde en haar schepping is verloren.
En toch, toch ben ik hoopvol.
Concreet wordt dat in de verwachting die mijn vrouw en ik hebben van een babydochter. En ik ben hoopvol dat zij en met haar nieuwe generaties opstaan die de wereld ten goede willen veranderen. Hoopvol omdat ik geloof dat ik de wereld niet hoef te dragen maar dat deze wereld wel gedragen wordt. En dat God mensen wil gebruiken om de geschiedenis, hoe klein misschien ook, te veranderen te verbeteren. Leest u uw Bijbel er maar op na: buitenlandse politiek en diplomatie zijn aan de orde van de dag. Jozef die graanschuren bouwt niet alleen voor Egypte maar ook om zijn familie te voeden. Salomo die van zijn diplomatieke contacten gebruik maakt om hout voor de tempel te krijgen. Esther die namens haar volk pleit bij de Perzische koning. Daniel die in een Babylonisch regime van grote betekenis is. En er zijn nog vele andere voorbeelden te noemen.
Dat betekent voor mij een duidelijke opdracht. De heilstaat wordt hier niet bereikt, maar wij hebben de opdracht om het goede te doen. Om recht te doen. Samen verantwoordelijkheid nemen voor een gebroken wereld. Verantwoordelijkheid is het antwoord op onverschilligheid.
De wereld is geen rechtszaal. Nog niet, zou ik willen zeggen.
Dat is een hoopvolle gedachte, dat de wereld eens wel rechtszaal worden zal.
Waarin ‘recht en gerechtigheid[3]’ gedaan wordt. Wat we doen, dat maakt verschil.
Terug naar Salomo.
Toen Salomo net Koning was verscheen God hem in een droom.
‘Vraag wat je wilt’, zei God, ‘ik zal het je geven’.
‘Schenk uw dienaar een opmerkzame geest, zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad’, was zijn antwoord.
God zei ‘Ik zal je zo veel wijsheid en onderscheidingsvermogen schenken dat je iedereen voor jou en na jou overtreft’.
Wie wijsheid wil ontvangen moet weten wie wijsheid geeft.
Koningen, vorsten en volksvertegenwoordigers moeten op hun knieën.
‘Hij geeft het zijn beminde in de slaap[4]’.
[1] Je kunt dit verhaal lezen in de Bijbel, in 1 Koningen 3 vanaf vers 16.
[2] 1 Koningen 18:4
[3] De vader van koning Salomo schreef dit voor hem op in een lied met goede wensen, Psalm 72
[4] In Psalm 127 schrijft Koning Salomo zijn levensles.