28 september 2017

Waarom geen biovergister in tuinbouwgebied Klazienaveen?

Waarom geen biovergister in tuinbouwgebied Klazienaveen?  Op 28 september jl. heeft de gemeenteraad een streep gehaald door de plannen van firma Host om een biovergister te realiseren aan de Gantel in Klazienaveen. Hoofdreden om hier niet in mee te gaan is het ontbreken van meerwaarde voor het tuinbouwgebied. Er is geen sprake meer van synergie. 

Wat was hier het geval?Het begon allemaal met een plan van Host in 2009 voor een warmtekrachtcentrale en een biovergister. In dat jaar werden de benodigde vergunningen afgegeven. Met bestuurlijk draagvlak vanuit de gemeente en met enthousiasme vanuit de tuinbouw. Voor en door de tuinbouw. 

In de jaren erna zijn de plannen voortdurend bijgesteld en aangepast tot uiteindelijk het plan dat voorlag in de raadsvergadering van 28 september jl. In het bijbehorende voorstel van het college werd gesteld dat het doel was om “een bijdrage te leveren aan de energietransitie in glastuinbouw”. Met de aanpassing van de plannen is echter dat doel achter de horizon verdwenen. Het aantal partners wat meedeed, is in de afgelopen jaren verminderd, LTO Glaskracht trok de handen er vanaf en er kwamen zelfs bezwaren uit de tuinbouwsector. 

De te beantwoorden vraag op 28 september was niet of het plan wel kon op die plaats, maar of je het plan wel moest willen op die plaats. We hebben wethouder Van der Weide gevraagd naar de meerwaarde naar het plan voor de tuinbouwsector. Toen hij daarop geen goed antwoord op kon geven, was het duidelijk: de Gantel is niet de goede locatie voor het plan, zoals dat nu voorlag. In plaats dat het met de tuinbouw is, is het een op zich zelf staande voorziening, dat evengoed elders op een bedrijventerrein had kunnen staan. 

Betekent dit “einde oefening”? Zeker niet! Het is veel eerder een uitnodiging aan Host om te komen met een plan dat wel wat kan betekenen voor de tuinbouwsector. Zoals eerder gezegd: voor en door de tuinbouw.   

CDA-fractie: Alfred Gijlers

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.