Vraagtekens bij een school in Nieuwveense Landen
Onderstaand de bijdrage van de CDA-fractie in de raadscommissie over het haalbaarheidsonderzoek naar een school in de wijk Nieuwveense Landen (door Klaas-Jan Dunnink):
Op 19 oktober 2017 zijn in de Raad de uitgangspunten Integraal huisvestingsplan 2019-2033 aangenomen. Hierbij heeft de CDA fractie een motie ingediend, welke unaniem is aangenomen.
In deze motie hebben wij gevraagd een haalbaarheidsonderzoek ten aanzien van de onderwijsvoorziening NVL te realiseren VOORDAT overgegaan wordt tot de vaststelling van het IHP.
Dat onderzoek ligt er nu. Voordat wij op de inhoud van het onderzoek ingaan wil mijn fractie opmerken dat het voorstel, zoals ons dat nu wordt voorgelegd o.i. niet aan deze motie voldoet. Aan het onderzoek is nu een apart voorstel gehangen voor primair onderwijs in NVL. U vraagt ons een besluit te nemen dat als uitgangspunt zal dienen voor de verdere uitwerking van het Integraal HuisvestingsPlan (IHP). In onze beleving, en volgens de strekking van de motie, zou de volgorde moeten zijn: vaststellen uitgangspunten, haalbaarheidsonderzoek, en vervolgens een integrale afweging maken bij het vaststellen van het IHP.
De fractie van D’66 heeft hier ook al art.32 vragen over gesteld. Uit de beantwoording daarvan maken wij op dat het kort gezegd om “haast” gaat met het oog op de begroting en het kunnen starten in schooljaar 2019-2020. Wij hebben daar toch wel moeite mee. Dit is een immers een nogal ingrijpend besluit. Zou het voorstel niet gewoon, zoals afgesproken, onderdeel moeten uitmaken van de uitwerking en besluitvorming van het IHP?
VRAAG: Kan het college aangeven wanneer we het IHP nu kunnen verwachten?
Dan over de inhoud van het onderzoek en het voorstel zelf.
Als CDA fractie zien we een onderzoek dat breed gedragen lijkt door inwoners van de wijk, en de genoemde schoolbesturen. De argumenten voor dit voorstel kunnen wij ook zeker volgen. Ook wij zien de voordelen van een school op het maatschappelijk effect en de ontwikkeling van de wijk. Maar toch hebben wij ook onze bedenkingen bij het onderzoek en dit voorstel.
Zo wordt er gesproken over de afstemming met de schoolbesturen. Wij lezen in de stukken echter niet dat ook TReF onderwijs (het schoolbestuur van o.a. CBS De Wel) is betrokken.
VRAAG: Kan het college aangeven hoe zij te opzichte van deze dit onderzoek en dit raadsvoorstel staan? Zijn zij überhaupt betrokken en onderschrijven zij de uitkomsten van dit onderzoek?
Dan over het draagvlak van de bewoners. Uit de beantwoording van de vragen van D’66 maken wij op dat er eigenlijk helemaal geen onderzoek is gedaan onder de bewoners zelf, maar dat op basis van de inschatting van wijkregisseurs conclusies zijn getrokken die door de schoolbesturen zijn overgenomen. Klopt het dat dit de enige onderbouwing van het draagvlak van de bewoners is en Is deze onderbouwing dan niet erg mager?
Om het nog wat concreter te maken; Bij het eerste onderzochte scenario (bestaande capaciteit gebruiken) is aangegeven dat het aantal kinderen dat vanuit NVL naar Nijeveen zou gaan “verwaarloosbaar” is. Wij willen graag weten waarop dit bijvoorbeeld gebaseerd is, mede omdat wij op dit moment wel degelijk signalen hebben dat er kinderen vanuit de wijk naar Nijeveen gaan.( De veiligheid van de fietsroute kan hier wellicht een rol bij spelen).
VRAAG: Is dit ook bij het college bekend en hoe duiden zij dat signaal t.o.v. de conclusies uit het onderzoek.
Op pagina twee is te lezen dat er geen rekening is gehouden met gasloos bouwen. Dat vindt mijn fractie bijzonder, omdat dit immers een wettelijke verplichting is en NvL een gasloze wijk is. Als fractie vinden we dat dit zeker had moeten worden meegenomen.
VRAAG: Waarom is dit niet gedaan? (en kan het college dit alsnog doen?). Welk effect heeft dit mogelijk op de ramingen van de kosten?
In het voorstel is 660K opgenomen voor nieuwbouw voor Kinderopvang. Wij begrijpen dat bij leegstand in bestaande gebouwen ruimtes kunnen worden verhuurd aan particuliere kinderopvangorganisaties, maar hier gaat het om nieuwbouw. Ziet het college dit als haar verantwoordelijkheid ?Is het niet aan de kinderopvangorganisatie dit zelf -of ten minste gedeeltelijk- mee te financieren? Hoe ziet het college dit.
Ten slotte over besluitpunt 5; het onderzoeken van een combinatie van bewegingsonderwijs en binnensport in Nijeveen.
De kennisbank Sport en Bewegen geeft aan dat als afstandscriteria voor gymzalen (primair onderwijs) een afstand van 1 km hemelsbreed wordt gehanteerd, en dat een lokale verordening ook andere normen kan hanteren. En die is er in Meppel. Uit beantwoording van de technische vragen op het informatieplein hebben wij begrepen dat (afhankelijk van het aantal klokuren) volgens onze verordening tot 7,5 km vanaf de school een gymlocatie mogelijk is. Dat lijkt ons wat veel .
VRAAG: Wat acht het collega als realistische afstand ?