De raad in positie
Nieuws van de raadsfractie
Jaargang no. 14 no. 19 (29 mei 2017)
De raad in positie
“GGD lastig te controleren” kopte het Dagblad van het Noorden (DvhN) dit weekend in het regio-katern. Volgens het dagblad vinden raadsleden het moeilijk om te controleren of de GGD Drenthe zijn werk goed doet. DVHN zegt dat de raadsleden nauwelijks bijsturen en vrijwel geen zienswijzen indienen. “Voor raadsleden is het werk van de GGD lastig te beoordelen omdat concrete doelstellingen vaak ontbreken, net als informatie per gemeente” aldus het dagblad.
Heeft het DvhN hier nu een punt? De GGD is, net als Alescon, het Recreatieschap, de Veiligheids regio Drenthe (VRD) en de Rijks Uitvoerings Dienst (RUD), een gemeenschappelijke regeling waarin onze gemeente Midden-Drenthe deelneemt. Met andere Drentse gemeenten hebben we een regeling getroffen om wettelijke taken uit te voeren zoals bijvoorbeeld milieuhandhaving, brandweerzorg, gezondheidszorg en beschut werken. Doel van een gemeenschappelijke regeling is dat taken efficiënter of effectiever uitgevoerd worden. Soms is het wettelijk verplicht om taken via een gemeenschappelijke regeling uit te voeren (VRD).
Iedere gemeenschappelijke regeling (GR) heeft een eigen uitvoeringsorganisatie (losstaand van de gemeentelijke organisatie). Deze organisatie maakt haar eigen programma en uitvoeringsbeleid. In het Algemeen Bestuur van de GR zijn collegeleden van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd. Kortom een GR is een vrij zelfstandig opererende organisatie.
Onze jaarlijkse bijdrage aan de diverse GR’en bedraagt ruim 5% van onze totale gemeentelijke begroting, hiermee is onze jaarlijkse bijdrage ca. 4 miljoen euro. Los van de uitvoering van verschillende taken is het financiële belang ook groot.
Op verschillende wijzen heeft onze raad invloed op een gemeenschappelijke regeling, dit is per wet geregeld. De collegeleden hebben een informatie- en verantwoordingsplicht aan hun raad. Zij worden via het toezenden van de begroting van tevoren en de jaarrekening achteraf over de uitvoering van taken geïnformeerd. De raad kan vervolgens hun zienswijze geven op de (ontwerp-)begroting van de GR. Het college van B&W geeft in de gemeentebegroting en jaarrekening in de paragraaf ‘ verbonden partijen’ aan de gemeenteraad ook informatie over de ontwikkelingen bij de GR’en. Via (informele) informatiebijeenkomsten kunnen raadsleden extra informatie verkrijgen over de gemeenschappelijke regelingen.
Als ik bij mezelf te rade ga, dan moet ik ook constateren dat we niet voldoende controle kunnen uitoefenen op de gemeenschappelijke regelingen – niet zoveel als op ons eigen college. Dat ligt mee aan het feit dat we als gemeente geen dagelijkse sturing aan de uitoefening van de GR-taken geven. Daardoor komen we op grotere afstand te staan. Ook geven we de GR niet in alle gevallen een duidelijk mandaat mee: welke taken en doelstellingen binnen het financiële kader. Ook de frequentie van formele terugkoppeling van de informatie over de uitvoering door de GR laat te wensen over (alleen via de begroting en jaarrekening).
Ergo gezien onze belangen bij de juiste uitvoering van (wettelijke) taken voor onze inwoners en de budgetten die daarmee gemoeid gaan, is een meer alerte houding van de raad gewenst. Dit kan nu ook, want op basis van een onderzoek van de rekenkamercommissie (2016) heeft de raad hier speciaal een werkgroep voor geformeerd. Deze werkgroep heeft onlangs de “Nota verbonden partijen – de raad in positie” opgeleverd.
Het onderzoek van de Rekenkamercommissie heeft geleerd dat we op drie terreinen kwetsbaar zijn. In de eerste plaats heeft de gemeenteraad te weinig tijdige en toereikende informatie. Verder missen we criteria die we kunnen gebruiken als we een aan nieuwe gemeenschappelijke regeling mee gaan doen of er juist mee willen stoppen. In de derde plaats is het beleid (zoals bijvoorbeeld de Nota verbonden partijen) niet meer actueel. De werkgroep heeft aan de hand van de onderzoeksresultaten van de rekenkamercommissie handvatten en maatregelen voor de raad en het college opgesteld. Hiermee moeten we onze controlepositie kunnen verbeteren.
Robert Brouwer
Raadslid