Een zoektocht naar een omschrijving van het begrip duurzaamheid

A. Een terugblik: de mondiale opmars van het begrip duurzaamheid

Getracht is na te gaan waar het begrip duurzaamheid vandaan komt. In de jaren zestig van de vorige eeuw groeide het besef dat de mensheid niet op de huidige wijze kan doorgaan en dat we moeten streven naar een "duurzame" wereld. In 1972 schreef de Club van Rome dat we moeten overschakelen van "groei" naar een "wereldomvattend evenwicht". In 1987 schreef de VN-commissie Brundtland een rapport "Our common future" waarin duurzame ontwikkeling wordt omschreven als "een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheden worden beperkt om in hún behoeften te voorzien".
Van groot belang voor de verbreiding van het begrip duurzaamheid werd de VN-milieuconferentie in 1992 in Rio de Janeiro. Hier werd een principe-verdrag opgesteld waarin werd afgesproken de emissie van broeikasgassen te reduceren. Verder werd afgesproken in de toekomst jaarlijks een topconferentie te beleggen over de vorderingen. Vooral belangrijk werd die in Kyoto (1997), waar het zogenaamde Kyoto-protocol werd opgesteld, dat onder andere het instellen van een CO2-handelssysteem behelst. De laatste top, inmiddels de 17e, was in Durban in december 2011.
Bij de genoemde conferentie in Rio de Janeiro in 1992 werd nog veel meer gedaan: Hier werden het "Biodiversiteitsverdrag" gesloten, het actieplan "Agenda 21" opgesteld en het "Handvest van de aarde" (Earth Charter) geformuleerd. De Stichting "Leven met de aarde" van Piet Sevenhuijsen en anderen put mede hieruit haar inspiratie. De conferentie in Rio vond een voortzetting in de VN-top te Johannesburg in 2001. Hier kwam duurzame ontwikkeling in zeer brede zin aan de orde, dus een ontwikkeling die ook zaken omvat als mondiaal bestuur, economie, armoedebestrijding en gezondheid.

Globaal gezegd bestaan er momenteel binnen het duurzaamheidsdebat twee hoofdstromingen: een stroming die zich beperkt tot de problemen van energie, CO2-uitstoot en klimaat en een stroming die zich veel breder, bijna alomvattend, richt op een betere, harmonische wereld.

Er bestaan veel omschrijvingen voor duurzaamheid.

Er zijn veel pogingen gedaan een definitie of een omschrijving van duurzaamheid te geven: wereldomvattend evenwicht (Club van Rome, 1972), ecologische voetafdruk (Rees en Wackernagel, 1992-93), People, Planet, Profit (Elkington, 1998), streven naar "het midden" (Klaas van Egmond, 2010), rentmeesterschap (CDA).
Veel van deze omschrijven geven bij nadere beschouwing geen definitie van het te bereiken einddoel (duurzaamheid), maar van een middel om dat einddoel te bereiken. 

B. Formulering begrip duurzaamheid

Uitgaande van het einddoel "overleven van de mensheid", wordt de volgende definitie geformuleerd:

Duurzaamheid = het behoud van overlevingskansen en kwaliteit van leven, voor alle mensen in hun samenlevingsverbanden, voor de planten- en dierenwereld en van de aarde als levensbron.

In deze definitie zitten vijf elementen:
1. “Overlevingskansen”
Deze term is gebruikt om een noodzakelijke beperking aan te geven. Het heeft namelijk geen zin om er naar te streven dat de individuele levende wezens (of de soorten) voor altijd overleven, maar wel dat ze normale levenskànsen krijgen.

2. “Kwaliteit van leven”

Kwaliteit van leven slaat op de basiscondities en rechten die voor menselijk samenleven van belang zijn. Voldoende en gezonde voeding, goede en veilige huisvesting, voldoende en duurzaam zuiver water, goed onderwijs zijn relevante eerste zaken.

3. “Alle mensen in hun samenlevingsverbanden”

● Met “alle mensen” wordt uitgedrukt dat het hier gaat om de individuele mensen. Overlevingskansen voor een deel van de mensheid is dus niet genoeg.
● Met “mensen in hun samenlevingsverbanden” wordt uitgedrukt dat het niet alleen gaat om overlevingskansen voor de mensen als individu, maar ook voor de volken, staten, culturen en godsdiensten waar ze deel van uitmaken. Daarbij zijn zaken als burgerlijke politieke rechten, democratische, economische en culturele rechten, collectieve rechten te benoemen. We kunnen niet voorkomen dat de volken, staten, enz. eventueel ten onder gaan, maar ze moeten wel de kans krijgen hun “eigen” evolutie door te maken.

4. “De planten- en dierenwereld”
Hiermee wordt uitgedrukt dat de planten- en dierenwereld waarde heeft in zichzelf. Tegelijkertijd is deze natuurlijk ook van belang als levensbron van de mens.

5. “De aarde als levensbron”
We moeten de aarde bewoonbaar houden voor planten, dieren en mensen. Dit houdt onder andere in dat we, voor zover liggend binnen onze vermogens, de stijging van de temperatuur moeten zien te beperken en het zeewaterpeil niet te veel mag stijgen. Het houdt verder in dat we de grondstoffen niet mogen uitputten en dat we het landschap moeten behouden als leefomgeving en inspiratiebron van de mens.

C. Enige afsluitende opmerkingen

·       Geformuleerd zijn minimale eisen voor duurzaamheid, geen eisen voor een ideale of een christelijke samenleving. Wel stemt de morele keuze “duurzaamheid voor àlle mensen” overeen met de christelijke moraal.

·       Het is mogelijk onder het motto "alles hangt met alles samen" vrijwel ieder onderwerp onder te brengen bij duurzaamheid. Het is volgens het Duurzaamheidsberaad nodig dat wij ons hierbij beperken tot wat rechtstreeks tot duurzaamheid behoort. Voor primaire aandacht voor ontwikkelingshulp, sociale rechtvaardigheid, bestrijding van bonuscultuur, gezondheidszorg, eeuwige vrede, enz. bestaan andere initiatieven.

·       Het CDA-Duurzaamheidsberaad pleit voor het hanteren van een pragmatische vertaling van  het begrip duurzaamheid. Bijvoorbeeld: De mensheid kan niet op een menswaardige manier overleven als we niet overgaan op vrijwel totale recycling van grondstoffen en drastische beperking van de CO2-uitstoot.  

CDA Duurzaamheidsberaad, mei 2012

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.