Oostvaardersplassen: over de kunst van de democratie
Tijdens de Statenvergadering van 8 februari jl. werd gedebatteerd over het initiatiefvoorstel voor de Oostvaardersplassen. Het debat over Oostvaardersplassen roept felle reacties op. Logisch, het gaat om leven en dood, de natuur, leven en leed van dieren. Het gaat ook om de relatie tussen mens en dier en over de interpretatie van de zorgplicht zoals verwoord in artikel 2 van de Flora en Faunawet.
Waar gaat het precies om?
Feitelijk is het beheer over de natuur in Flevoland en de zorg voor de grote grazers overgedragen aan de Provincie. De provincie is voortaan toezichthouder en Staatsbosbeheer blijft de uitvoerder. De provincie heeft de opgave om beleidskader te formuleren voor de Oostvaardersplassen. Middels regelmatige reviews zal het beheer gemonitord en eventueel bijgestuurd worden. Een Maatschappelijke Advies Commissie wordt ingesteld om vorm te geven aan de verbinding met de maatschappij. Dat spreekt ons als CDA aan. We zijn nieuwsgierig naar de ideeën van GS over hoe zij het proces wil organiseren om te komen tot het formuleren van de nieuwe beleidskaders voor Oostvaardersplassen, en ook of er een beeld is van samenstelling en wijze van functioneren van Maatschappelijke Advies Commissie.
Het CDA is zeer content met de decentralisatie van het natuurbeleid en -beheer naar de provincie. Verantwoordelijkheid voor de samenleving, de wereld om ons heen, zo dicht mogelijk bij burgers beleggen, is een van onze uitgangspunten. Hierdoor wordt de betrokkenheid vergroot en dat is de basis van onze democratie. En de democratie, het vermogen om met elkaar belangen af te weten en te komen tot overeenstemming, tot een compromis, is de basis van onze welvaartstaat en ons welzijn en veiligheid.
Kortom: decentralisatie draagt bij aan het vergroten van de betrokkenheid en daarmee de democratie. Niet eenvoudig, wel onze taak en verantwoordelijkheid.
Het gaat niet meer om de Oostvaardersplassen, het gaat inmiddels om de democratie
Niet eenvoudig betekent: kunnen we afstand nemen van onze eigen primaire emoties en vooroordelen? Zijn we in staat om het debat te voeren op basis van inhoud, kennis en beweegredenen? Kunnen we en willen we de ander begrijpen en een handreiking doen? Respecteren we dat een ander een andere visie heeft en hoe gaan we om met de opvattingen van allerlei maatschappelijke organisaties en omwonenden? Hebben die ook recht op een inbreng in het debat?