Toekomst visie primair onderwijs

 

CDA-VISIE op de toekomst van het primair onderwijs in de gemeente BRUMMEN.

Het college heeft in maart 2005 een goede, inhoudelijke nota met bijlagen uitgebracht, die ons oproept om na te denken over de toekomst van het primair onderwijs in de gemeente Brummen.

De stukken geven achtergronden, cijfers en gedachten die alle een rol kunnen spelen bij de oordeelsvorming om te komen tot een toekomstvisie.Uit de stukken blijkt ook dat het dringend nodig is om nu te komen met zo’n toekomstvisie.

Het CDA heeft zich erover beraden en heeft er uiteindelijk voor gekozen haar zienswijze in deze een beleidsnotitie vast te leggen.

Inleiding

Deze notitie gaat over de toekomst van het primair onderwijs in de gemeente Brummen. Het is belangrijk om daar bij stil te staan omdat er nogal wat ontwikkelingen gaande zijn. Hoewel het "panta rhei" (alles is in beweging) altijd al voor het onderwijs heeft gegolden, is er momenteel een aantal ontwikkelingen aan de gang die de bestuurlijke kant van het onderwijs en de onderwijssituatie zelf, ingrijpend zal veranderen. Deze ontwikkelingen zijn bijna alle van externe aard, dat wil zeggen ze zijn door de gemeentelijke autoriteiten of door het onderwijsveld zelf niet of nauwelijks te beïnvloeden. Maar er moeten wel passende antwoorden op worden gevonden. De belangrijkste daarvan is de daling van het leerlingenaantal.

De daling van het aantal leerlingen betekent ondermeer dat de kwaliteit van het primair onderwijs onder druk komt, omdat de bekostiging terugloopt en er veel kosten zijn die toch door blijven lopen. Daardoor blijft er minder over voor het directe onderwijs c.q. de aandacht voor de individuele leerling. De schoolbesturen zullen dus maatregelen moeten nemen om dat proces te stoppen. Samenwerking en samenvoeging zijn mogelijke oplossingen.

Een ander gevolg is dat door daling van het aantal leerlingen de grootonderhoudskosten van de schoolgebouwen naar verhouding veel te hoog worden. Deze zijn voor rekening van de gemeente. De financiële positie van de gemeente zal daardoor nadelig worden beïnvloed en ze zal dus maatregelen moeten nemen om de kosten te beheersen. Dat wijst ook in de richting van gezamenlijk gebruik van gebouwen en samenwerking.

Schoolbesturen en gemeente hebben dus beide een probleem dat om een oplossing vraagt. Daarom is het belangrijk dat we niet alleen kijken naar de afzonderlijke belangen van de respectievelijke verantwoordelijken, de gemeente, de schoolbesturen en de ouders, maar proberen gezamenlijk verder te komen. De te nemen maatregelen zullen ertoe moeten leiden dat het aantal in gebruik zijnde lokalen afneemt en uiteindelijk ook het aantal in gebruik zijnde scholen. Er moeten minder schoolgebouwen komen. Dat proces zal in het belang van het onderwijs zo soepel mogelijk moeten verlopen.

Gemeente en schoolbesturen hebben dus een gemeenschappelijk belang en ze hebben elkaar ook nodig.

Zonder dat samenspel is het onderwijs, en daarmee dus de leerlingen, de verliezer, want hoe we het ook wenden of keren, er komt minder geld beschikbaar.

Doel blijft om er voor te zorgen dat er in de gemeente Brummen voldoende onderwijsaanbod blijft van deugdelijke kwaliteit. Het gaat er volgens het CDA dus om dat de betrokken partijen effectieve maatregelen nemen om dat doel te bereiken en de schaarse geldmiddelen zo efficiënt mogelijk inzetten.

Daarbij is goede communicatie, overleg en samenwerking tussen de betrokkenen van eminent belang. Het CDA ontwikkelt onderstaand een plan van aanpak daarvoor.

NOTA TOEKOMSTVISIE PRIMAIR ONDERWIJS IN DE

GEMEENTE BRUMMEN

Totaalvisie en plan van aanpak om de kwaliteit van het primair onderwijs te waarborgen bij een dalend leerlingenaantal

28-maart 2005

CDA-VISIE op de toekomst van het primair onderwijs in de gemeente BRUMMEN.

Het college heeft in maart 2005 een goede, inhoudelijke nota met bijlagen uitgebracht, die ons oproept om na te denken over de toekomst van het primair onderwijs in de gemeente Brummen.

De stukken geven achtergronden, cijfers en gedachten die alle een rol kunnen spelen bij de oordeelsvorming om te komen tot een toekomstvisie.Uit de stukken blijkt ook dat het dringend nodig is om nu te komen met zo’n toekomstvisie.

Het CDA heeft zich erover beraden en heeft er uiteindelijk voor gekozen haar zienswijze in deze een beleidsnotitie vast te leggen.

Inleiding

Deze notitie gaat over de toekomst van het primair onderwijs in de gemeente Brummen. Het is belangrijk om daar bij stil te staan omdat er nogal wat ontwikkelingen gaande zijn. Hoewel het "panta rhei" (alles is in beweging) altijd al voor het onderwijs heeft gegolden, is er momenteel een aantal ontwikkelingen aan de gang die de bestuurlijke kant van het onderwijs en de onderwijssituatie zelf, ingrijpend zal veranderen. Deze ontwikkelingen zijn bijna alle van externe aard, dat wil zeggen ze zijn door de gemeentelijke autoriteiten of door het onderwijsveld zelf niet of nauwelijks te beïnvloeden. Maar er moeten wel passende antwoorden op worden gevonden. De belangrijkste daarvan is de daling van het leerlingenaantal.

De daling van het aantal leerlingen betekent ondermeer dat de kwaliteit van het primair onderwijs onder druk komt, omdat de bekostiging terugloopt en er veel kosten zijn die toch door blijven lopen. Daardoor blijft er minder over voor het directe onderwijs c.q. de aandacht voor de individuele leerling. De schoolbesturen zullen dus maatregelen moeten nemen om dat proces te stoppen. Samenwerking en samenvoeging zijn mogelijke oplossingen.

Een ander gevolg is dat door daling van het aantal leerlingen de grootonderhoudskosten van de schoolgebouwen naar verhouding veel te hoog worden. Deze zijn voor rekening van de gemeente. De financiële positie van de gemeente zal daardoor nadelig worden beïnvloed en ze zal dus maatregelen moeten nemen om de kosten te beheersen. Dat wijst ook in de richting van gezamenlijk gebruik van gebouwen en samenwerking.

Schoolbesturen en gemeente hebben dus beide een probleem dat om een oplossing vraagt. Daarom is het belangrijk dat we niet alleen kijken naar de afzonderlijke belangen van de respectievelijke verantwoordelijken, de gemeente, de schoolbesturen en de

ouders, maar proberen gezamenlijk verder te komen. De te nemen maatregelen zullen ertoe moeten leiden dat het aantal in gebruik zijnde lokalen afneemt en uiteindelijk ook het aantal in gebruik zijnde scholen. Er moeten minder schoolgebouwen komen. Dat proces zal in het belang van het onderwijs zo soepel mogelijk moeten verlopen.

Gemeente en schoolbesturen hebben dus een gemeenschappelijk belang en ze hebben elkaar ook nodig.

Zonder dat samenspel is het onderwijs, en daarmee dus de leerlingen, de verliezer, want hoe we het ook wenden of keren, er komt minder geld beschikbaar.

Doel blijft om er voor te zorgen dat er in de gemeente Brummen voldoende onderwijsaanbod blijft van deugdelijke kwaliteit. Het gaat er volgens het CDA dus om dat de betrokken partijen effectieve maatregelen nemen om dat doel te bereiken en de schaarse geldmiddelen zo efficiënt mogelijk inzetten.

Daarbij is goede communicatie, overleg en samenwerking tussen de betrokkenen van eminent belang. Het CDA ontwikkelt onderstaand een plan van aanpak daarvoor.

De nota is verder als volgt ingedeeld:

In paragraaf 1

wordt kort stil gestaan bij de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de partijen die een rol spelen bij de toekomstige ontwikkelingen.

In paragraaf 2

wordt gekeken welke (externe) ontwikkelingen belangrijk zijn.

Paragraaf 3

gaat over de gevolgen die deze ontwikkelingen hebben voor de toekomst van het onderwijs.

In paragraaf 4

worden de beleidsconsequenties getrokken en de toekomstvisie gepresenteerd: een MASTERPLAN.

Paragraaf 5

geeft de inhoud van het zogenoemde MASTERPLAN.

In paragraaf 6

worden de instrumenten gepresenteerd om het plan te realiseren.

In paragraaf 7

We hopen hiermee een bijdrage te leveren aan een gezonde ontwikkeling van het onderwijs in de gemeente Brummen.

wordt tenslotte kort ingegaan op een plan van aanpak.

1. Plaatsbepaling: Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de partijen

De gemeente

Laten we eerst eens kijken wat de wet zegt over de taak en de bevoegdheden van de gemeentelijke overheid. De gemeentelijke overheid heeft als taak te zorgen voor voldoende aanbod van openbaar onderwijs. Deze taak is haar opgelegd door de grondwet (art.23).

Voldoende aanbod wil ondermeer zeggen dat overal in de gemeente op een redelijk bereikbare afstand dat type onderwijs wordt aangeboden. Er moet voldoende aanbod zijn in een situatie van een toenemend zowel als in een situatie van een afnemend aantal leerlingen. Bovendien moet het van deugdelijke kwaliteit zijn. Dat is dus een kwalitatief aspect wat door de wet en de minister nader wordt geregeld. Of een school daaraan voldoet wordt door de inspectie beoordeeld. De wet heeft het bijzonder onderwijs een volwaardige plaats naast het openbaar onderwijs gegeven. Ook daarvoor gelden de betreffende kwaliteitseisen, die ook weer door de onderwijsinspectie worden bewaakt.

Daarnaast heeft de gemeente tot taak toe te zien op de deugdelijke uitvoering van de regelgeving, bijvoorbeeld die met betrekking tot de leerplichtwet en de stichting van bijzondere scholen. Al met al heeft de gemeente dus een centrale, regisserende rol.

De besturen

De verantwoordelijkheid van de besturen voor het onderwijs wordt steeds groter.Ook het openbaar onderwijs heeft een eigen bestuur, dat los staat van de gemeente. Het uit zich bijvoorbeeld in een eigen balans en exploitatierekening, onafhankelijk van de gemeentefinanciën. De besturen van de openbare en de bijzondere scholen zijn met name verantwoordelijk voor het onderwijs, het bestuur en het beheer van de scholen. Belangrijk facet daarbij is met name de inhoud van het onderwijs en de kwaliteit ervan.

Om het onderwijs mogelijk te maken hebben de besturen geldmiddelen nodig. Het openbaar onderwijs, alsmede het bijzonder onderwijs worden naar dezelfde maatstaf uit de openbare kas bekostigd. Voor wat betreft de bekostiging moeten we een onderscheid maken in materiële kosten, personele kosten en huisvestingskosten. De huisvestingskosten, in de betekenis van de stichting (bouw)-, verbouw- en grootonderhoudskosten komen op basis van een voldoende onderbouwde aanvraag naar wettelijke criteria, voor rekening van de gemeentelijke overheid. De overige kosten worden door het Rijk vergoed. Voor de personeelskosten geldt (op dit moment nog) een systeem van declaratie, gebonden aan een fijnmazig netwerk van regels.

De ouders

De ouders mogen hun eigen ideeën hebben over de opvoeding van hun kinderen.Zij constateren verschillen in aanpak en inhoud van de verschillende scholen. Zij willen dan ook kunnen kiezen en de wet maakt hen dat mogelijk. In Brummen kunnen ze kiezen tussen grote en wat kleinere scholen en er is keus tussen openbaar en bijzonder onderwijs. In de twee grote kernen is er ook keus tussen verschillende vormen van bijzonder onderwijs. Er zijn eigenlijk geen instrumenten en mogelijkheden om de keus van de ouders te beïnvloeden, omdat de wet in het uiterste geval de keus van de ouders moet respecteren. Via oudercommissies en medezeggenschapsraden is hun inbreng en betrokkenheid groot.

De gemeenteraad

De gemeenteraad is het hoogste orgaan in de gemeente.Zij beslist uiteindelijk over voorstellen van het college met betrekking tot het primair onderwijs, of zet zelf de lijnen uit. Meer en meer wordt duidelijk dat de rol van de gemeenteraad in het kader van de dualisering wat verschuift naar de belangrijke meer richtinggevende en kaderstellende activiteiten (naast de controlerende taak).

Dat blijkt ook nog eens uit de per 1 juli 2005 van kracht wordende Wet Dualisering Gemeentelijke Medebewindbevoegdheden. Het College krijgt voor het onderwijs, (nog) meer bevoegdheden in de uitvoerende sfeer. Maar de gemeenteraad blijft een essentiële rol spelen, want ze moet de grote lijnen in de gaten houden en daarop beleid formuleren.

2. (Externe) ontwikkelingen

a. Leerlingenaantal

Om in de toekomst te kijken hebben we leerlingenprognoses nodig. De prognosesystematiek die de gemeente hanteert wordt onderwijsbreed in Nederland toegepast. Ook blijkt dat de met dezelfde systematiek toegepaste berekeningen in het verleden redelijk betrouwbaar waren. Er zijn dan ook goede redenen om die systematiek als leidraad te nemen bij de beschouwingen op wat langere termijn. Ook al realiseren we ons dat er op wijkniveau door allerlei omstandigheden wel eens afwijkingen zullen optreden. Het blijkt dat

De prognoses geven aan dat over een periode van 10 jaar (van 2004 tot 2015) het leerlingenbestand in de gemeente met ongeveer 600 zal dalen. Dat zijn er gemiddeld zo’n 60 per jaar, ofwel ruim 3% per jaar. Natuurlijk kunnen er jaar op jaar wel wat andere percentages uitrollen. De daling zet door tot ongeveer 1.250 leerlingen in 2020. De afname zal niet in elke wijk van de gemeente Brummen even groot zijn. Het is heel goed mogelijk dat sommige scholen door welke oorzaak ook - en de nota noemt een aantal factoren die op de schoolkeuze door de ouders van invloed zijn naast de denominatie - misschien wel (tijdelijk) zullen groeien. We zullen dan ook in het vervolg de situatie per wijk c.q. school wat nader bekijken. Maar voor de gehele gemeente betekent het toch een drastische afname van het aantal leerlingen.

het leerlingenaantal in de gemeente drastisch daalt. In de prognoses is daarbij al wel rekening gehouden met de geplande nieuw te bouwen woningen.

N.B.Vergrijzing

Het gevaar is levensgroot dat we de problematiek van het onderwijs geïsoleerd bekijken, dus los van andere ontwikkelingen in de gemeente Brummen. Dat zou geheel ten onrechte zijn en als politiek kunnen we dat in ieder geval niet doen, want de tegenhanger van het dalende leerlingenaantal is de vergrijzing van de Brummense bevolking.

Onderstaand enige cijfers daarove

Gemeente Brummen: Aantal 65-plussers

2004

2010

2020

aantal

percentage

aantal

percentage

aantal

percentage

3.349

16%

3.852

18%

4.557

22%

<//em><//em><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong>

 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.