'Nu verandering inzetten in ruimtelijk beleid'
Woensdag sprak de Renkumse gemeenteraad in commissieverband over het onderzoek van de Rekenkamercommissie naar het ruimtelijke ordeningsbeleid van de gemeente Renkum. Hieronder de bijdrage van CDA-fractievoorzitter Coen Geerdes tijdens dit debat.
'Voorzitter,
Wat een verademing: een rekenkamercommissie. Dit rapport laat volgens onze fractie goed zien hoe waardevol het is als een derde partij - los van organisatie, college, raad en samenleving/belanghebbenden en los van de waan van de dag - eens grondig in beeld brengt hoe de hazen lopen. In dit geval de ruimtelijke hazen.
Aanleiding voor het CDA om de motie die tot dit onderzoek heeft geleid te initiëren, was het gevoel dat het niet goed ging bij draagvlakverwerving rond onze ruimtelijke projecten. En dan met name niet daar waar het initiatief bij een derde lag en er gevoeligheden speelden. Als de raadszaal weer eens vol liep, dan ging het om een ruimtelijk project. En de raad werd veelvuldig aangeschreven door belanghebbenden die hun punt vroeg of laat in het planproces wilden maken, met als hoogtepunt (of dieptepunt) de correspondentie rond de Geelkerkerkamp. De raad vroeg zich bij het aannemen van de motie af: hoe kan het dat niemand zich gehoord voelt en we de ruimtelijke handen, of in ieder geval een deel daarvan, maar niet op elkaar krijgen?
De bestendige reactie was steeds: "Renkum heeft nu eenmaal zeer kritische inwoners als het aankomt op de leefomgeving" en "we werken al in het gedachtegoed van de Omgevingswet, namelijk door veel over te laten aan de samenleving en niet zelf vooraf kaders te stellen" . Voorzitter: "Twee maal: Niet waar en onjuist". In Renkum wonen net als in iedere andere gemeente in Nederland inwoners die betrokken zijn bij hun omgeving. En in Renkum zijn net als in iedere andere gemeente in Nederland belangengroepen actief met dat doel. En, nee, de wijze waarop RO in Renkum verloopt is echt niet het eindbeeld dat de wetgever met participatie onder de Omgevingswet beoogt. Het ontbreken van kaders op inhoud en proces, is bepaald niet het gedachtegoed waar de Omgevingswet een lans voor breekt.
En de Rekenkamercommissie stelt dit nu ook helder vast. Heel fijn, want dan kunnen we verder en vooruit. We hebben het ook in een ander verband aangegeven: Even de pauzeknop indrukken en kort en kritisch aan zelfreflectie doen, waardoor we weten, althans bevestigd krijgen waar het niet goed gaat, om direct ook handvatten krijgen hoe wel goed verder.
In de kern was onze fractie dan ook zeer blij met de 'insteek' van de reactie van het college op het rapport. Namelijk het omarmen van de bevindingen aan aanbevelingen en niet kibbelen over of kanttekeningen plaatsen bij de onderzoeksinsteek of enkele feiten. En na het lezen van de laatste zin van het raadsvoorstel ging bij onze fractie zelfs de vlag uit: "De besluiten zoals nu vermeld zijn erop gericht veranderingen in gang te zetten."
Wat een contrast met de eerdere reactie vanuit het college, meestal bij monde van de voormalig portefeuillehouder, dat weer een volle raadszaal en een brievenbus vol boze brieven toch geen aanleiding was om het anders te gaan doen, omdat "weinig kaders op inhoud en proces ook wel prettig is om wendbaar te zijn".
Voorzitter, daar is ie weer: de bestuurscultuur. In de kern gaat het ook hier weer om bestuurscultuur. In dit geval het samenspel tussen raad, college, organisatie en samenleving bij ruimtelijke projecten. Het is natuurlijk van de zotte dat we met elkaar in een situatie terecht zijn gekomen dat de meest effectieve wijze van participatie bij ruimtelijke plannen het direct aanschrijven van de raad is om zo het college en de raad "tegen elkaar uit te spelen", zoals de rekenkamercommissie het omschrijft. En dat inwoners dan een raad vinden die meer dan bereid is om op detailniveau te amenderen. Evenwichtig is het dan ook dat ook de raad er impliciet van langs krijgt in het rapport van de commissie. We moeten als raad volgens het CDA inderdaad stoppen met detailbemoeienissen, maar om die cirkel te doorbreken mag de raad ook eerst verlangen dat zijn kaderstellende rol wél uit de verf komt. Zeker als er bij een ruimtelijk project nog geen inhoudelijk kaderstellende basis aanwezig is, bijvoorbeeld in de vorm van een ruimtelijke ontwikkelingsrichting in een omgevingsvisie.
Voorzitter, de bereidheid om de vicieuze cirkel met elkaar te doorbreken is een belangrijke eerste stap. Misschien wel de belangrijkste.
En dan het hoe verder. Kan het college duidelijker zijn over de gedachten hierbij? Gesproken wordt in het raadsvoorstel over een plan van aanpak, maar in de collegereactie gaat het vooral over "meenemen bij lopende ontwikkeltrajecten". Wat stelt u precies voor? Volstrekte duidelijkheid daarover én ambitie is voor onze fractie van belang.
En wat verwacht u van de raad om de genoemde veranderingen in gang te zetten? Gewoon een open vraag.
Dank u.'