Passen activiteiten Parenco wel binnen voorschriften van het bestemmingsplan?
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum
Postbus 9100
6860 HA Oosterbeek
Betreft: Schriftelijke vragen op grond van artikel 37 van het Reglement van orde Parenco
Renkum, 3 oktober 2018
Geacht college,
Sinds geruime tijd ervaren grote delen van Renkum overlast als gevolg het productieproces van Parenco. Het CDA heeft hiervoor diverse malen aandacht gevraagd en ook de media hebben recentelijk diverse items gewijd aan deze problematiek. Daarnaast heeft de gemeenteraad op 26 september jl. een raadsbrede motie aangenomen om te komen tot een plan van aanpak om de overlast terug te dringen. Tijdens de behandeling van de motie is door de wethouder aangegeven dat zijn invloed in dit dossier beperkt is doordat Gedeputeerde Staten van Gelderland formeel het bevoegd gezag zijn dat de milieuvergunning heeft verleend. Wat daar ook van zij, het bestemmingsplan is een onderdeel van het omgevingsstelsel waar de gemeente in ieder geval wel bevoegd gezag is. In dit kader willen wij u dan ook de volgende schriftelijke vragen stellen:
1. Is het juist dat Parenco onderdeel uitmaakt van de correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2008?
2. Is het juist dat Parenco conform het hierboven genoemde bestemmingsplan is bestemd voor bedrijfsbebouwing, in de bestemmingscategorie V, industriële bedrijven met aanduiding A papierfabriek?
In artikel 15, lid 1 sub f van de regels is opgenomen dat: “De gronden met de bestemming “bedrijfsbebouwing” zijn bestemd voor: niet-agrarische bedrijven en inrichtingen, onderscheiden in de volgende bestemmingscategorieën: f) in de bestemmingscategorie V, aanduiding A: een papierfabriek, met dien verstande dat na bedrijfsbeëindiging van de papierfabriek tussen Neder-Rijn en de N225 (Norske Skog) uitsluitend bedrijven in de categorie 1 en 2 van de in bijlage II opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten II” zijn toegestaan dan wel bedrijven die voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar zijn”.
3. Is het juist dat het bedrijf Norske Skog Parenco reeds in 2012 ter plaatse is beëindigd toen het bedrijf is verkocht aan H2Equity? Op welke wijze verhoudt de bedrijfsbeëindiging zich tot het gestelde in artikel 15 van de bestemmingsplanregels?
4. Naast de bedrijfsbeëindiging speelt tevens dat de feitelijk papier-activiteiten van het bedrijf ook deels zijn beëindigd. Op welke wijze moet artikel 15 van de bestemmingsplanregels worden geïnterpreteerd in het licht van de gedeeltelijke beëindiging van de papierproductie en omschakeling naar kartonproductie? Past de omschakeling van het productieproces naar karton wel binnen het vigerend bestemmingsplan of is hier sprake van strijdigheid?
5. Is het juist dat in de begripsbepalingen geen definitie is opgenomen van hetgeen onder een papierfabriek wordt verstaan? Wat betekent dit voor hetgeen onder de vragen drie en vier van deze brief is gesteld?
6. Op welke wijze past de door Gedeputeerde Staten verleende milieuvergunning voor gedeeltelijke omschakeling naar kartonproductie binnen het planologisch kader van het bestemmingsplan?
Wij zien uit naar uw antwoorden.
Met vriendelijke groet,
Namens CDA Renkum
Jan Wessels