15 juni 2019

Opnieuw schriftelijke vragen m.b.t. zonneparken

Op 14 mei 2019 heeft het college in beantwoording op schriftelijke raadsvragen van het CDA aangegeven dat het plan voor het zonnepark Arresveld zich in stap 2 van het beleidskader bevond.

Tijdens de raadsvergadering van 29 mei 2019 heeft de wethouder stellig aangegeven dat een eventuele aanvulling (of wijziging) van het beleid in elk geval geen gevolgen meer zou kunnen hebben voor het initiatief van het zonnepark op het Arresveld en zij heeft dit op een later moment in de vergadering nogmaals expliciet bevestigd op vragen van de D66 fractie. 
De wethouder kon echter niet met zekerheid aangegeven of er inmiddels sprake was van een formele aanvraag of in welk stap het initiatief zich op dat moment bevond. 

Het CDA heeft daarom de volgende vragen. 

1. In welke stap bevond zich het initiatief Arresveld op 29 mei 2019?

2a. was er op dat moment (dus) al sprake van een formeel besluit danwel formele aanvraag (stap 6)?

2b. indien het antwoord ‘ja’ is, wat was dan het principebesluit van het college (stap 4)?

3. In welke stap bevindt het initiatief zich nu?

4a. Ongeacht het oordeel van het college of het wenselijk is, heeft het college het standpunt dat het beleid nog kan worden aangepast, zodat de aanpassing invloed heeft op initiatieven waarvan de voorbereidingen weliswaar reeds in gang zijn gezet, maar waar nog geen formele aanvraag voor is ingediend of besluit is genomen, zoals bijvoorbeeld de plannen op het Tuunterveld of Arresveld?

4b. Indien het antwoord op de vorige vraag ‘nee’ is, hoe ziet het college dan de bestaande jurisprudentie, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de uitspraak van de ABRvS van 16 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2013:BY8548) of ECLI:NL:RVS:2013:BZ2518 onder r.o. 5.3?

Het indienen van de motie van het CDA werd als ‘prematuur’ bestempeld, omdat de eerste aanvraag voor een zonnepark nog niet eens was afgerond. De motie had voor het CDA echter ook juist een preventief doel, namelijk zorgen dat er eerst zonneparken in de ruilverkavelingsgebieden terecht komen in plaats van op de meest makkelijke (en kwetsbare) plekken en hiervoor zo snel mogelijk duidelijkheid verschaffen aan huidige en toekomstige initiatiefnemers. 

5a. Is het college voornemens het proces, de inhoud en de rol van het beleid daarin van het eerste zonnepark kort na de afronding te evalueren en deze evaluatie te delen met de raad?

5b. Zo nee, wanneer wordt het beleid wel geëvalueerd?

6. De indiening van de motie van het CDA werd als prematuur bestempeld. Welk moment ziet het college dan meer als een juist moment, vanuitgaande dat het doel in eerste instantie juist het voorkomen is van grootschalige zonneparken in het cultuurlandschap, en ook het voorkomen van onnodige investeringskosten bij projectontwikkelaars?

In relatie tot de vastgestelde energievisie en de vastgestelde energiemix zijn er de volgende vragen t.a.v. de zonneparken:

7. In de energievisie staat: “De energievisie gaat over de bebouwde omgeving die in 2030 energieneutraal moet zijn. Dat betekent dat alle energie die de gebouwen (bedrijven, industrie, scholen, boerderijen, woningen, nutsvoorzieningen, et cetera) in 2030 nog verbruiken, schoon opgewekt moet zijn. Wat hier niet onder valt is energie voor mobiliteit”. 

8. Onderschrijft het college nog steeds deze definitie van wat energieneutraal in 2030 inhoudt8. Onderschrift het college ook dat in de energiemix rekening is gehouden met het gasverbruik en de ontwikkeling van gasloos bouwen en dat dit de opgave dus niet verhoogt?

9. Onderschrijft het college dat de opgave van 120 hectare aan zonneparken er vanuit gaat dat slechts 33% van het dakpotentieel in Winterswijk wordt benut (zie p.11 energiemix) en dat bij een hogere benutting van het dakpotentieel het aantal hectares aan zonneparken naar beneden kan worden bijgesteld.

10. Hoe interpreteert het college het op 29 juni 2017 aangenomen amendement op de energievisie waarin is bepaald dat hernieuwbare energiebronnen die mogen worden meegerekend bij een energieneutraal Winterswijk ook buiten de gemeentegrenzen en buiten de Achterhoek kunnen staan. En wat betekent dit voor de hoogte van de opgave in Winterswijk.

11. Kan het college aangeven wat de Tweede Kamer motie d.d. 28 mei 2019 betekent voor de aanleg van zonneparken in Winterswijk. Daarbij willen wij graag specifiek weten hoe het college omgaat met de Zonneladder die er vanuit gaat dat eerst het potentieel aan daken wordt benut en waarbij pas bij de laatste stap (stap 4) op de ladder productieve landbouwgrond in beeld komt voor zonneparken.

 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.