Voorzitter. Ik mag inmiddels een halfjaar de eervolle rol van kamerlid vervullen. En als ik dan vertel dat ik financiën doe krijg ik vaak te horen “dat is saai en vooral ook niet sexy”.
Gek eigenlijk.
Belastingen en financiën hebben een grote rol in het dagelijks leven van mensen. Het is vaak de reden dat iets wel kan, de reden dat iets niet kan of de reden dat iets fout gaat. Denk bij dat laatste aan de toeslagenaffaire met haar vreselijke gevolgen voor burgers.
Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat ik me oprecht zorgen maak om de soms beperkte aandacht van de kamer voor financiën, begrotingsregels en belastingen. Zeker omdat we als kamer wel veel waarde hechten aan ons budgetrecht en omdat we in Nederland voor grote uitdagingen staan.
Tijdens de algemene politieke beschouwingen werd het al gezegd. Het kabinet is demissionair en dat maakt grote keuzes discutabel. Toch zijn er thema’s die geen jaar kunnen wachten, daarvoor geldt dat er geen tijd te verliezen valt. Denk bijvoorbeeld aan onze veiligheid, volkshuisvesting of klimaat.
Ook werd er gesproken over koopkrachtplaatjes. Dat we ons hier niet blind op mogen staren. Maar laten we vooral ook niet blind zijn voor de ongelijkheid in koopkracht. Koopkracht is namelijk voor mensen het verschil tussen iedere nacht wakker liggen over hoe je rekeningen te betalen of lekker slapen. En soms zelfs het verschil tussen je huis uitgezet worden of verhuizen naar een groter huis.
Koopkracht en grote verschillen daarin zijn een teken aan de wand dat er wat aan de hand is en mensen voelen dit. Het is een teken van ongelijkheid in de samenleving. Dat vraagt om solidariteit.
Dit lijkt alleen maar relevanter te worden met oog op inflatie en het feit dat er op onderdelen sprake is van leveringstekorten met hogere prijzen tot gevolg. Denk aan de discussie over de forse stijging van energieprijzen. Dit druk direct op de koopkracht van onze burgers.
Mijn vraag is hoe ziet de minister dit en hoe denkt hij van vanuit het kabinet de vinger aan te pols te houden en bij excessen tijdig bij te sturen.
Ook de coronacrisis heeft een vergrootglas gelegd op de uitdagingen van deze tijd. Veel mensen hebben het goed en we leven in een samenleving met veel individuele vrijheden. Maar we zien steeds vaker de schaduwzijden. Van doorgeslagen individualisering en het verlies aan gemeenschapszin.
Met deze ontwikkelingen en realiteit moeten we rekening mee houden bij de keuzes die we maken en dus ook in de aanpak van de 7 grote uitdagingen die ons kabinet terecht beschrijft.
En we weten ook dat het fundamenteel aanpakken van deze grote uitdagingen waaronder volkshuisvesting, klimaat en arbeidsmarkt geld gaan kosten. En dat het soms ook het loslaten van oude wereldbeelden en het omgooien van heilige huisjes kan betekenen. Maar wij voorzien nog veel meer, schade als we deze keuzes de komende jaren niet maken.
Een paar voorbeelden:
Allereerst het recht om te wonen, oftewel volkshuisvesting.
De artikelen en onderzoeken hierover vliegen ons om de oren. Het CPB constateert dat de woningmarkt risico’s voor de financiële stabiliteit in Nederland brengt die we moeten aanpakken. In deze begroting worden hier weer stapjes in gezet. Maar een echte transformatie betekent meer dan alleen bouwen naar behoefte en aanpassingen in de huurmarkt. Dat betekent ook besluiten durven nemen over heilige huisjes zoals de jubelton, de veel te ingewikkelde eigenwoningregeling en een heroverweging van de Loan To Value. En dat zijn grote stappen, waar we goed en integraal onderzoek naar moeten doen om vervolgens knopen door te hakken. Mijn vraag is wat hier intern al aan onderzoeken gedaan zijn om tot de beste mix aan oplossingen te komen en of deze verstrekt kunnen worden aan de kamer.
Nog een voorbeeld.
De afgelopen jaren heb gemeenten er veel taken bijgekregen waaronder op het gebied van jeugdzorg. In samenspraak met gemeenten zullen keuzes gemaakt moeten worden in wat jeugdzorg is en hoe we dit vraagstuk gezamenlijk beter in gaan vullen. Daarnaast is de vraag of gemeenten op dit moment überhaupt voldoende geld krijgen om taken in de breedte uit te kunnen voeren. Een grote stap maar veel voorzieningen en maatschappelijke initiatieven zijn inmiddels wegbezuinigd om gemeentebegrotingen enigszins sluitend te krijgen. En juist deze initiatieven zijn de onbetaalbare basis van onze samenleving. De schade in onze lokale samenleving wordt langzaamaan onbetaalbaar.
Naast deze discussie is het belangrijk dat we onze bestaande stelselafspraken richting gemeenten en provincies simpelweg nakomen. Er wordt veel gesproken over gelijkwaardigheid van overheidspartners. Maar feit is dat de beschikkingsmacht over publieke middelen grotendeels bij het Rijk ligt.
Er zijn 2 belangrijke artikelen waar ik dan op doel en die ook aangehaald worden door de Raad van Openbaar bestuur namelijk, Artikel 2 van de Financiële Verhoudingswet, dat het Rijk moet aangeven hóe decentrale overheden financiële gevolgen moeten dekken die voortvloeien uit beleidsvoornemens van het Rijk. En Artikel 108 lid 3 Gemeentewet dat stelt dat als er sprake is van medebewindstaken, het Rijk de kosten die ten laste van gemeenten komen aan hen dient te vergoeden.
Deze artikelen worden niet voldoende nageleefd en er wordt ook niet getoetst op deze naleving. En daardoor kunnen wij er als kamer ook onvoldoende op controleren.
De positie van de minister van Binnenlandse Zaken als stelselverantwoordelijke blijkt hiertoe onvoldoende toegerust schrijft het ROB. Ik ben dan ook benieuwd hoe ons kabinet hier naar kijkt.
En als derde voorbeeld ons fiscale stelsel. De Belastingdienst heeft een essentiële functie in onze maatschappij. Ze innen niet alleen het geld waarmee Nederland draaiende wordt gehouden, maar is ook verantwoordelijk voor het uitbetalen van toeslagen die mensen in staat stellen elke maand rond te komen. Inmiddels weten we dat onze fiscale regelingen in veel gevallen te complex zijn voor burgers en bedrijven en moeilijk uitvoerbaar door de Belastingdienst, de ICT vraagt serieuze aandacht en burgers en bedrijven ervaren onvoldoende praktische rechtsbescherming tegenover de Belastingdienst.
Als we hier nu geen stappen zetten worden de risico’s alleen maar groter en hetzelfde geldt voor mogelijk onherstelbare schade.
Naast geld uitgeven op relevante thema’s moeten we ook forser in gaan zetten op kostenbeheersing op onderwerpen als de Zorg. We zien de financiële onhoudbaarheid als een sneltrein op ons afkomen en dus zullen we moeten gaan inzetten op kosten drukken. En dan geen “1 regel erbij is 1 eraf” programma’s, maar fundamenteel en fors inzetten op o.a. samenwerken, preventie en het beperken van de grote administratieve lasten in de zorg.
Voorzitter, dan onze controlerende rol als Kamer. Omdat we naast geld durven uitgeven, ook goed in het oog moeten houden hoé we dat geld uitgeven.
En juist dit heeft alles te maken met het budgetrecht van de Kamer. Om dat goed uit te kunnen oefenen moeten we ook weer terug naar discipline. Naar de uitgavenkaders, begrotingsankers en plafonds omdat dit de manier is om als Kamer te kunnen controleren wat er met het geld gebeurt.
De Raad van State doet hierover een paar interessante constateringen. Namelijk dat we als Kamer eigenlijk onvoldoende gebruik maken van ons budgetrecht en ze doen ook suggesties hoe dit te vergroten.
Ten eerste stelt de Raad van State voor de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (kortgezegd Wet Hof) aan te passen, zodat de Kamer beter geïnformeerd wordt over zogenaamde “premie-gefinancierde uitgaven” op Sociale Zaken en Zorg. Uitgaven die verreweg het grootste deel uitmaken van de zo’n twee keer 100 miljard op deze twee gebieden. Het gaat niet om het willen bemoeien met de invulling van de premies, maar het is wel vreemd dat de Kamer alleen op hoofdlijnen wordt geïnformeerd over deze uitgaven. Wij horen graag van de Minister of hij dit ook onterecht acht en ontvangen graag zijn toezegging dat hij in lijn met het advies van de Raad van State voorbereidingen treft het informatierecht van de Kamer op deze gebieden op te nemen in de Wet Hof.
Ten tweede stelt de Raad van State versterking van het budgetrecht richting de toekomst voor door aanpassing van het begrotings- en verslaggevingsstelsel. Dit is een enorm project, waarbij het gaat om moderniseren van het budgetrecht, door onder andere de Brede Welvaart-indicatoren daarin op te nemen. Daarbij hoort ook de begrotingscyclus aanpakken. Het idee is in het voorjaar al over de uitgaven en de inkomstenkant te besluiten en de miljoenennota dan ook direct in te dienen. Zo kunnen begrotingen eerder worden opgesteld, lopen we in de pas met de Europese begrotingscyclus, weten decentrale overheden eerder waar ze aan toe zijn en creëren we meer tijd voor het invoeren van fiscale regelingen. Dit vergt commitment van Kamer en Kabinet, maar kan een hele verbeterslag betekenen. Graag hoor ik de reflectie op dit voorstel van onze minister.
En tot slot de Europese financiën, omdat niet alleen de Nederlandse financiën van belang zijn voor hoe we het als land doen. De Eurozone is goed uit de crisis gekomen, en markten hebben vertrouwen in de euro. Maar tegelijkertijd vormen de hoge staatsschulden van sommige lidstaten ook een risico voor onze financiële stabiliteit. We staat aan de vooravond van een herziening van het Stabiliteits- en Groeipact, waarin we de begrotingsregels voor de EU vastleggen. Ik vind dat wij hier als Kamer ook echt een beeld moeten vormen over hoe wij zo’n herziening voor ons zien en wat de Nederlandse positie daarin moet zijn. Ik zal daarom in tweede termijn een motie indienen waarin ik het Presidium vraag een onderzoek aan te vragen bij de Raad van State naar de hervorming van het SGP en daarbij aanbevelingen te doen aan de Kamer.