Inbreng debat over de excuses voor het Nederlandse slavernijverleden en een in te stellen bewustwordingsfonds
(alleen het gesproken woord telt)
Voorzitter,
Jaren geleden was ik bij de intocht van Sinterklaas in mijn gemeente Zwarte Piet. Omdat ik het belangrijk vond mijn steentje bij te dragen aan een leuke dag voor kinderen. Het was een activiteit waarvoor het hele dorp uitliep. Eentje die verbond en bij iedereen een lach op het gezicht toverde. Tenminste, dat dacht ik met de kennis van toen.
Ik zag daarna demonstraties tegen Zwarte Piet. Aan de ene kant boze mensen over Zwarte Piet en aan de andere kant Zwarte Pieten die geschrokken in de camera keken en zich geen houding wisten te geven tegen zoveel boosheid. Veel van hen begrepen namelijk deze boosheid niet.
Inmiddels heb ik, en ook de fractie, op dit onderdeel een hele reis gemaakt. En die keuze hebben we heel bewust gemaakt. Want we willen begrijpen waar die boosheid en dat verdriet vandaan komen. Die reis maak je niet alleen, die maak je met anderen, in ontmoetingen en in gesprekken. Maar niet iedereen heeft die reis gemaakt of wil die reis maken. Ze worden soms zelfs boos, als we meegaan in het belang van excuses. 'Dit gaat niet over ons', zeggen ze. En dat klopt. Daarom hoeft geen enkele Nederlander zich persoonlijk schuldig te voelen.
Maar, de Nederlandse staat heeft dit systeem van slavernij in het verleden ingericht, gestimuleerd en er ook van geprofiteerd. En daarvoor zijn excuses namens de Nederlandse staat heel nadrukkelijk wel op zijn plaats. Excuses, omdat het een stapje is in het uitspreken wat voor land wij willen zijn. Een land van verbinding. Een land waarin we samenleven en we elkaar horen en zien.
Voorzitter,
Het kabinet zet in op kennis en bewustwording, erkenning en herdenken en de doorwerking en verwerking van het slavernijverleden. Het CDA vindt dit de juiste elementen. En met name het stuk kennis is wat ons betreft een belangrijk ingrediënt. Kinderen maar ook volwassenen kennis laten maken met onze gezamenlijke geschiedenis. Eerlijk zijn over dit verleden en dus ook over het onrecht en de pijn. Kennis over doorwerking naar het heden om samen te werken aan een betere toekomst.
En wij zijn dan ook voor het beschreven fonds waarbij het, en dat verwoordt de regering treffend, niet gaat om compensatie voor schade uit het verleden, maar om 'passende structurele financiering voor het tegengaan van de schadelijke doorwerking van dat verleden in het heden'.
En het CDA doet niet aan symboolpolitiek over de hoogte van dit fonds. Minder of meer geld eisen, omdat we een signaal aan onze achterban willen geven. Wij willen dit proces zijn werk laten doen met het voorgestelde bedrag en we wachten de invulling af. En daar zetten wij de komma. Laten we met elkaar gaan werken aan die samenleving waarin we elkaar horen en zien. En daar hoort dit fonds wat ons betreft nu, in deze fase van de reis, gewoon bij.
En voorzitter,
'Van wie bende gij d'r inne?' Dat is een van de eerste vragen die we in Brabant aan elkaar stellen om elkaar te leren kennen. Wie is je vader? Wie is je moeder? Zo verloopt een kennismaking in Suriname. Want zo gaat het als je geïnteresseerd bent in de identiteit van een ander. Je voorgeslacht vertelt een verhaal. Maar juist vaak vergeten we deze verdiepende basisvragen te stellen. En juist deze nieuwsgierigheid is nodig om te snappen waar ongelijkheid in onze samenleving vandaan komt. Maar ook om te weten wat nodig is om deze te verkleinen.
Symbolen kunnen helpen om niet te vergeten. Daarom is het CDA een voorstander van de komst van het nationaal Slavernijmuseum en hechten we belang aan een Nationaal Historisch Museum, dat nadrukkelijk tegelijkertijd alle kanten van de geschiedenis moet laten zien.
Maar het CDA wil geen symboliek als 'windowdressing'. Wij willen van een hoogdrempelige discussie naar een laagdrempelig gesprek. En laten we dan ook accepteren dat dit nog niet overal kan. Dat nog niet iedereen zover is. Dat het tijd en nog heel veel verhalen vertellen vraagt van onze kant en het willen horen van deze verhalen aan de andere kant. En daarbij helpt elkaar veroordelen niet. Wel elkaar aanspreken en elkaar vragen stellen.