Op maandag 2 december debatteerde de Tweede Kamer over de begroting voor Sportbeleid. Lees hieronder de inbreng van Inge van Dijk namens het CDA bij het sportdebat.

 

Voorzitter. Nederland heeft een van de meest succesvolle sportzomers achter de rug. Wat hebben we staan juichen en wat zijn we terug op onze sportvelden, ik tenminste wel. Aangezien het in dit debat altijd wel een beetje gebruikelijk is om je regio te promoten, hier komt ie: wat bijzonder dat Gemert, waar ik woon, tegenwoordig met Sharon van Rouwendaal een olympisch kampioen in haar midden heeft! Samen juichen voor onze kampioenen brengt mensen samen, ongeacht verschillen in achtergrond, cultuur, leeftijd of overtuiging. Ze inspireren ons en onze jeugd. Dat is hard nodig in een samenleving die steeds meer zit en hangt in plaats van loopt en rent.

Laten we vandaag ook eerlijk het gesprek voeren met elkaar en samen constateren dat er door de keuzes van deze coalitie donkere wolken boven de sportsector hangen. Als we de stapeling van effecten op de sport van andere maatregelen zien, dan kunnen we alleen maar concluderen dat deze coalitie en dit kabinet geen warm hart voor sport hebben. Dus even terug naar de werkelijkheid van vandaag. De kansspelbelasting wordt verhoogd, waardoor de afdrachten uit loterijen aan de basisfinanciering hard geraakt worden. De SPUK's worden overgeheveld naar het Gemeentefonds — we hebben het er al over gehad — met een korting van 10%, waardoor gemeentebestuurders in feite in de hoek gezet worden en bijna niet anders kunnen dan lokaal op sport beknibbelen aangezien sport geen wettelijke verplichting is voor gemeentes vanuit het Rijk. Denk aan de meer dan halvering van de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties, waardoor de basissportinfrastructuur, zeg maar gewoon de sport om de hoek, nog verder dan nu het geval is onder druk komt te staan. Deze bezuiniging alleen al gaat volgens de berekening van Stichting Waarborgfonds Sport gemiddeld €7.000 per vereniging kosten.

Sport is bij deze coalitie duidelijk niet in veilige handen. Daar waar we als CDA in het verleden nog niet altijd overtuigd waren van het belang van het wettelijk vastleggen van sport, neigen we er nu daarom steeds meer toe om sport wettelijk te beschermen. Sport moet blijkbaar een beschermde status krijgen om serieus genomen te worden in dit land. Ik heb de maatregelen die het kabinet voornemens is te nemen voor mezelf proberen te matchen met de brief van de staatssecretaris. Hij is nu veel aan het onderzoeken en komt de komende tijd met allerlei voorstellen om sport en bewegen in Nederland te bevorderen. Maar voorstellen zijn toch niet gratis? In het regeerakkoord staat dat er extra investeringen in sport en bewegen komen en dat iedereen de gelegenheid moet hebben om voldoende te kunnen sporten en bewegen. "Onze investeringen dragen bij aan vitale verenigingen en toegankelijke sport voor iedereen", staat er. Wil dat zeggen dat ik me druk maak om niks? Wordt er in de komende Voorjaarsnota en in de volgende begroting juist wel weer flink geld geïnvesteerd in sport? Dat zou een hele hoopvolle gedachte zijn. Ik denk dat Nederland ook op het gebied van sport en bewegen een hoopvol verhaal nodig heeft. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Wat ik overigens erg kan waarderen, is dat deze staatssecretaris het aandurft om zijn ambities concreet te maken: over vier jaar is het percentage kinderen van 4 tot en met 11 dat voldoet aan de beweegrichtlijn gestegen van 60 naar 65 en is het percentage jongeren dat aan de beweegrichtlijn voldoet gestegen 40 naar 50. Verder wil hij de sportdeelname van gehandicapten laten toenemen van 38% naar 50% en van kinderen en volwassenen in armoede van 44% naar 52% in 2028.

Voorzitter. Wat het CDA betreft moeten we in plaats van bezuinigen juist investeren in sport, omdat het veel meer oplevert dan het kost, namelijk fysieke gezondheid, vitale gezondheid, zorgpreventie, sociale cohesie, ontwikkeling van jongeren, trots, economische groei en een meer inclusieve samenleving. Wat betreft dat laatste, die samenleving: we weten allemaal dat onze verenigingen en vrijwilligers een belangrijke hoeksteen van de samenleving zijn. Die verenigingen en vrijwilligers moeten ontzorgd worden. Het rapport over regeldruk bij vrijwilligersorganisaties gaf daartoe een goede voorzet. We zijn nu anderhalf jaar verder, ik heb inmiddels vier keer moeten vragen om een beleidsreactie en vlak voor dit debat worden we afgescheept met een nietszeggend procesbriefje. De ondersteuning van onze vrijwilligers heeft duidelijk geen prioriteit. Ik ben er echt geïrriteerd door geraakt. Dit rapport laat zien dat we het onze vrijwilligers onnodig moeilijk maken. Na anderhalf jaar is er nog geen concreet voorstel om onze verenigingen te helpen. Ook financieel hebben sportverenigingen het zwaar, wat het mooie, laagdrempelige karakter van sportverenigingen onder druk zet.

Naast regeldruk en financiën wil ik nog een ander pijnlijk voorbeeld noemen waarover we de afgelopen dagen ook hebben kunnen lezen. Mensen die als vrijwilliger een bestuurstaak op zich nemen, kunnen sinds een paar jaar persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. We zien dat inmiddels helaas ook steeds vaker gebeuren. Vrijwilligers dreigen door rechtszaken voor tonnen in de schulden te komen en hun huis te verliezen. En waarom? Omdat ze bereid waren zich vrijwillig voor onze samenleving in te zetten en daarbij mogelijk, vaak zonder het zelf te weten, een keer een foutje hebben gemaakt of omdat ze mogen opdraaien voor fouten van anderen. Dit is het gevolg van de invoering in 2021 van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen, een wet die enkel als bedoeling had om de aansprakelijkheidsprocedure van bestuurders te verduidelijken maar verder niet te wijzigen. Ik heb de behandeling van die wet er nog eens op nagelezen. Tot mijn plaatsvervangende schaamte was er destijds in de Kamer maar heel weinig aandacht voor. In een bijna leeg zaaltje werd destijds door de aanwezige Kamerleden en de minister overigens al wel geconcludeerd dat zodra het fout zou gaan met deze wet, de zaal waarschijnlijk wel overvol zou zitten. Ik vrees dat ze gelijk gaan krijgen.

Als doekje voor het bloeden is destijds een verzekering voor verenigingen in het leven geroepen. De verzekering dekt nauwelijks de schade, het is moeilijk om iets uitgekeerd te krijgen en er is geen goede rechtsbescherming voor deze bestuurders. Is de staatssecretaris het met het CDA eens dat we niet op deze manier met onze vrijwillige bestuurders moeten omgaan? Is de staatssecretaris bereid te laten onderzoeken hoe we de wet zo kunnen wijzigen dat vrijwillige bestuurders beter beschermd worden tegen aansprakelijkheidstelling? Los van de vraag of de Wbtr gewijzigd zou moeten worden — dat is niet zomaar geregeld, dat besef ik heel goed — zou ook op korte termijn de rechtsbescherming voor vrijwillige verenigingsbestuurders verbeterd moeten worden. Het RVBB, het Register voor Verenigingsbestuurders, pleit ervoor om in de tussentijd in overleg met de Nederlandse orde van advocaten gedragsregels op te stellen met als doel dat voorkomen wordt dat vrijwillige verenigingsbestuurders onnodig juridisch bedreigd worden. Daarnaast pleit de RVVB ervoor om te organiseren dat vrijwillige verenigingsbestuurders op een laagdrempelige wijze direct contact kunnen krijgen voor ondersteuning en begeleiding in juridische conflictsituaties. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze voorstellen en is het kabinet bereid hiermee aan de slag te gaan?

Voorzitter. Vrijwilligers en verenigingen bouwen aan de samenleving. De overheid moet daarbij faciliteren. In de sport gaat het dan bijvoorbeeld over ervoor zorgen dat er fysiek voldoende ruimte is om te sporten. We zien nu al dat er een grote druk op sportvoorzieningen is. Wachtlijsten nemen toe, zeker bij de binnensport. Uit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat als we erin slagen om 75% van de mensen te laten bewegen conform de beweegrichtlijn, 10% tot 15% extra ruimte nodig zal zijn voor sportaccommodaties zoals velden, hallen en zwembaden. Daarnaast is in de openbare ruimte tot 70% extra ruimte nodig om te kunnen sporten, spelen en bewegen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: staat het kabinet nog steeds achter de doelstelling dat in 2040 minimaal 75% van de Nederlanders aan de beweegnorm moet voldoen? Want als ik de ambitie van de staatssecretaris lees, lijkt die norm naar beneden bij te worden gesteld. Dat begrijp ik niet in een samenleving die steeds minder beweegt en waarvan we weten dat in 2050 64% lijdt aan overgewicht, met alle gezondheidsgevolgen van dien. Is deze ambitie bijgesteld om minder te hoeven investeren in sportaccommodaties, vraag ik me dan tegelijkertijd af. Graag een reactie.

Hoewel we meer sporthallen, velden en zwembaden nodig hebben, komt dit kabinet met een ruime halvering van de middelen voor de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties, waardoor de basisinfrastructuur onder druk staat. Even voor de achtergrond: deze regeling is een aantal jaren geleden opgezet als compensatie richting de sport voor een vorige btw-verhoging op de sport, namelijk de afschaffing van de btw-vrijstelling op sport per 1 januari 2019. Die btw-maatregel was het gevolg van een uitspraak van het Europees Hof van Justitie en is door niemand bedoeld als een bezuiniging op de sport. Het kabinet kiest er nu dus wél voor om hier fors op te bezuinigen. Hoe kijkt de staatssecretaris met de kennis van deze achtergrond nu aan tegen deze forse bezuiniging?

De BOSA-regeling is sinds de invoering ervan bijzonder succesvol geweest, zozeer zelfs dat het tot op heden nauwelijks geïndexeerde budget al een aantal jaren op rij niet toereikend blijkt te zijn. Ik heb inderdaad samen met GroenLinks, de PvdA en de SP een amendement ingediend met een deugdelijke dekking om het budget voor de BOSA met 50 miljoen te verhogen. Er moet wat ons betreft namelijk eerder meer dan minder geld naar deze regeling gaan. De staatssecretaris heeft het amendement bij de begrotingsbehandeling al ontraden. Kan de staatssecretaris helder aangeven waarom hij dit amendement heeft ontraden?

Tijdens het begrotingsdebat gaf hij aan dat sportverenigingen vanaf volgend jaar ook gebruik kunnen maken van de DUMAVA en dat daarmee ook de korting op de BOSA opgevangen wordt, maar dit is, met alle respect, echt onzin. Ten eerste heeft deze Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed natuurlijk ook al andere doelen waaraan dat budget besteed wordt. Als we kijken naar dit jaar, zien we dat per 8 november nog 7% van het jaarbudget over is; dat is ongeveer 33 miljoen euro. Met andere woorden, de DUMAVA wordt al volledig gebruikt voor het verduurzamen van bijvoorbeeld scholen, overheidsgebouwen, zorginstellingen en monumenten. Ten tweede heeft de DUMAVA alleen als doelstelling het verduurzamen van gebouwen en niet ook het bouwen van nieuwe gebouwen. Het bouwen van nieuwe sportaccommodaties, die per definitie duurzamer zijn dan verouderde gebouwen, kan dus niet vanuit de DUMAVA medegefinancierd worden. Ook het toegankelijker maken van bestaande sportaccommodaties valt niet onder de voorwaarden. Ten derde is de DUMAVA voor sportverenigingen wéér een nieuwe regeling en complexer om aan te vragen dan de BOSA. Dit verhoogt opnieuw de druk op de vrijwillige sportbestuurders. Kan de staatssecretaris op deze punten ingaan? Waarom kiest de staatssecretaris er niet gewoon voor om de BOSA-regeling, die in het algemeen goed werkt, overeind te houden?

Voorzitter. Ook de topsport wordt door dit kabinet hard geraakt. Ik noemde al de verhoging van de kansspelbelasting. Afgelopen zomer zei de staatssecretaris in een interview in de Volkskrant dat er veel te voorbarig is gesteld dat de verhoging van de kansspelbelasting tot minder afdrachten aan sport zal leiden. Hoe naïef kun je zijn? Kan de staatssecretaris uitleggen wat hij hiermee bedoeld heeft? Hij gaf aan dat de berekening die NOC*NSF heeft gemaakt, gestoeld is op de assumptie dat we op elk terrein een even groot deel van de subsidie af halen, maar daar moesten nog keuzes gemaakt worden. Kan de staatssecretaris hier inmiddels meer duidelijkheid over geven?

Voorzitter. We hadden het er al over: heel Nederland heeft afgelopen zomer trots meegeleefd met de fantastische resultaten van onze topsporters op de Olympische Spelen. Tegelijk moeten we ook vaststellen dat een groot deel van die topsporters niet zeker zijn van hun bestaanszekerheid. Een aantal topsporters is gelukkig in staat om zelfstandig in het levensonderhoud te voorzien, bijvoorbeeld dankzij sponsordeals, prijzengeld en commerciële samenwerkingen. Maar dat geldt lang niet voor alle topsporters. Uit onderzoek van het Noord-Hollands Dagblad blijkt dat vier op de tien olympische sporters nauwelijks meer dan het minimumloon verdienen. Topsporters die geen of onvoldoende inkomen hebben, kunnen daarom al bijna 30 jaar een financiële tegemoetkoming krijgen in de vorm van het stipendium. Jaarlijks maken ongeveer 400 tot 500 sporters daarvan gebruik. In antwoord op mijn schriftelijke vragen hierover schrijft de staatssecretaris dat er een verkenning plaatsvindt naar een nieuw voorzieningenmodel voor topsporters en dat de Kamer hierover in het najaar wordt geïnformeerd. Klopt het dat we daar nog niets over ontvangen hebben? Kan de staatssecretaris toelichten wat er tot nu toe uit die verkenning is gekomen?

In antwoorden die we hebben ontvangen, geeft de staatssecretaris ook diverse malen aan dat het aan NOC*NSF en de sportbonden is om te bepalen welke voorzieningen voor topsporters wenselijk zijn en dat zijn primair verantwoordelijk zijn voor de invulling daarvan. Daar ben ik het op zich wel mee eens, maar snapt de staatssecretaris dat het lastig wordt om die verantwoordelijkheid te nemen als er steeds minder geld naar de sportbonden gaat?

Voorzitter. Nederlanders hebben de twijfelachtige eer om Europees kampioen zitten te zijn. Ik doe er in dit debat ook weer goed aan mee, zeg ik tegen de heer Van Nispen. Al decennia voldoet meer dan de helft van de Nederlandse bevolking niet aan de beweegrichtlijnen. Er staan daarom in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma terecht mooie ambities op het gebied van sport en bewegen. In de uitwerking zien we echter nog weinig daadwerkelijk beleid om hier werk van te maken.

De SP komt zo meteen met een voorstel. Ik ben benieuwd wat de reactie van de staatssecretaris daarop zal zijn. Dit voorstel is een onorthodoxe maatregel, maar wat het CDA betreft is het de hoogste tijd voor onorthodoxe maatregelen. We moeten er ook voor zorgen dat meer bewegen effectief wordt geïntegreerd in de normale dag, voor zowel jong als oud. In het onderwijs, in de kinderopvang, tijdens een werkdag, in en vanuit de zorg, in de vrije tijd, in de leefomgeving en onderweg. In juli 2023 is met incidenteel geld het actieplan Nederland Beweegt gestart, met als doel een verandering in gang te zetten om meer mensen meer te laten bewegen. Begin 2025 rapporteert het RIVM de eerste resultaten van het actieplan. Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen dat hij, als deze resultaten positief blijken te zijn, welwillend wil kijken of het mogelijk is om vanuit de rijksoverheid verdere ondersteuning na 2025 mogelijk te maken, voor het opschalen en verankeren van de resultaten uit het actieplan?

Op welke manier zorgt de staatssecretaris ervoor dat ook bij andere ministeries — mevrouw Van den Hil gaf het al aan: we moeten stoppen met vanuit ministeries te denken — in ieder geval bij OCW, SZW IenW en BZK, voldoende tussen de oren zit dat het stimuleren van bewegen integraal onderdeel van beleid moet zijn?

Als CDA vragen we ook al jarenlang aandacht voor het faciliteren van en het kunnen doorgaan van amateurwielrenwedstrijden. Zo vragen we bijvoorbeeld al jaren om duidelijk te maken onder welke voorwaarden burgermotorrijders kunnen worden ingezet ter vervanging van politiemotards, die begrijpelijkerwijs door capaciteitsproblemen bij de politie steeds minder hiervoor kunnen worden ingezet. Ik heb het even teruggezocht. Hanke Bruins Slot vroeg hier in 2016 al voor de eerste keer aandacht voor. Vorige week ontvingen we eindelijk het rapport van de Antea Group hierover. Heel eerlijk: de oplossing die daarin wordt voorgesteld, is verre van ideaal, maar het kan een stap in de goede richting zijn. Dan heeft de Wielerunie wel middelen nodig om een richtlijn voor de inzet van burgermotorrijders op te kunnen stellen en om die vervolgens ook te kunnen opleiden. Daarover heb ik samen met de SP en GroenLinks-PvdA een amendement ingediend. Ik mag hopen dat deze staatssecretaris het voorstel omarmt en zo snel mogelijk zal uitvoeren. Het probleem is nu inmiddels urgenter dan ooit, nu het kabinet heeft aangegeven komend jaar maar liefst acht maanden lang geen politiecapaciteit voor wielerkoersen te willen inzetten, vanwege de NAVO-top in juni. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit voorstel.

Het amendement regelt middelen om de richtlijn mogelijk te maken, maar dan zijn we er nog niet. Vervolgens is er jaarlijks €40.000 nodig om de kosten te dekken die organisatoren maken voor de inzet van deze verkeersregelaars. Ik weet dat het amendement ontraden wordt als ik de structurele middelen erin laat staan. Dus ik heb het amendement aangepast, maar ik vraag wel om de toezegging van de staatssecretaris om in overleg met IenW en JenV te bekijken hoe we deze structurele dekking samen voor elkaar kunnen krijgen. Ook vraag ik de staatssecretaris of hij zich als vertegenwoordiger van de sport vol wil inzetten om te bewerkstelligen dat de politie de grootste koersen tijdens deze periode wel blijft begeleiden, denk aan de Olympia's Tour, de Amstel Gold Race en de Renewi Tour, die één dag door Nederland gereden zal worden.

Voorzitter. Ten slotte wil ik het hebben over spelen. Tijdens het vorige debat heb ik de aanbeveling gedaan — ik snap de jullie die niet allemaal hebben opgevolgd — om de Ted Talk van Peter Gray te kijken: The Decline of Play. Die is echt de moeite waard. Uit de eerste onderzoeken blijkt dat naast een uitdagende omgeving het bevorderen van spelen ook te maken heeft met het hebben van iemand om mee te spelen en ouders die je voldoende uitdagen om te spelen. Daar zie ik een mooie kans. Ook voor ons ouderen is het belangrijk af en toe wat meer kind te zijn. Ik heb het even opgezocht: spelen voor volwassenen vermindert stress, maakt endorfine aan, stimuleert creativiteit, bevordert sociale verbinding, verbetert cognitieve functies, ondersteunt emotionele gezondheid en is ook nog eens goed voor onze fysieke gezondheid. Ik sluit af met: je bent immers nooit te oud om te spelen, alleen duurt je herstel soms wat langer.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.