Geen aanvullend onderzoek besteding COA-gelden
De COA-gelden zijn maandenlang onderwerp van gesprek geweest in Weert. Er is ontzettend veel niet goed gegaan rondom de uitgifte hiervan, dat is ook gebleken uit het onderzoek. De gemeenteraad heeft uitgebreid gesproken over de resultaten hiervan. Het moment is gekomen waarop we ons moeten afvragen of extra (extern) onderzoek veel op gaat leveren?
Gedurende het afgelopen jaar heeft de CDA-fractie veel vragen gesteld over de besteding van de COA-gelden. Sommige vragen zijn naar tevredenheid beantwoord, maar er zijn ook nog veel vragen deels of niet beantwoord. Mede hierdoor ontstond het beeld dat de voormalige burgemeester eigenhandig gemeenschapsgeld rondstrooide richting personen en organisaties die dicht bij hem stonden. De burgemeester die hiervoor verantwoordelijk was is weg en het geld gaan we als gemeente niet meer terugkrijgen. De hele discussie rondom de COA-gelden en alle nasleep hiervan zijn vervelend en zwaar geweest voor alle betrokken partijen. Het is dan ook belangrijk om hier lering uit te trekken:
Het ambt van burgemeester als hoeder van de integriteit
Terugkijkend wordt extra duidelijk dat het ambt van burgemeester een heel belangrijk ambt is, een sleutelfunctie. Als een burgemeester niet acteert als hoeder van de integriteit en de bewaker van de bestuurlijke processen, dan faalt ons systeem. Het is dan alsof de scheidsrechter tijdens de wedstrijd met een van de partijen mee gaat spelen.
Budgetrecht van de raad
De raad heeft budgetrecht en heeft nooit vooraf een besluit genomen over de bestemming van de COA gelden. Als dit wel door het college aan de raad was voorgelegd was het misschien wel heel anders gelopen.
De controlerende taak van de raad
Als raadsleden vragen stellen moeten die serieus beantwoord worden en niet als lastig worden afgedaan. Vragen stellen en beantwoorden is de manier om de controlerende taak te kunnen uitvoeren. Een bestuurder heeft recht op controle en zou dit moeten waarderen in plaats van dit als lastig ervaren.
Een open cultuur, waar elkaar aanspreken niet als een aanval wordt ervaren en het stellen van vragen niet gezien wordt als wantrouwen, draagt bij aan het voorkomen van dit soort situaties. Functiescheiding in de financiële processen is daarbij onmisbaar, net zoals een actualisatie van de mandatenregeling. Er moet recht worden gedaan aan het budgetrecht van de raad en de financiële verordening moet hierop worden aangepast. En bovenal moeten we kritisch zijn op onszelf en op elkaar. We zijn er dus nog niet en er ligt nog veel werk voor ons. Er is genoeg werk aan de winkel en het is nu aan de raad en aan het college om dit samen verder te gaan verbeteren en samen op te pakken. Wat dat betreft wordt het boek nog niet gesloten, maar is extra (extern) onderzoek op dit moment ook niet nodig.