Richtlijnen godsdienstvrijheid in het geheim vastgesteld?
Op 15 mei dienden CU, SGP en CDA een initiatiefnota in over godsdienstvrijheid. Deze vrijheid staat fors onder druk in grote delen van de wereld en het geweld tegen religieuze minderheden leidt jaarlijks tot meer dan honderdduizend doden.
Daarom is het belangrijk dat de regering dit expliciet meeneemt in haar benadering van mensenrechten. In grote delen van het Midden Oosten is de positie van minderheden zeer benard geworden. Nederland besteedt daar ook aandacht aan in pilot godsdienstvrijheid.
Europa heeft nu een eigen diplomatieke dienst en die handelt. Daarvoor heeft het Europees Parlement met een redelijk smalle meerderheid richtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging aangenomen en voorgelegd aan de Raad.
Vanuit het Nederlandse parlement waren er veel vragen aan de minister over hoe godsdienstvrijheid het best bevorderd kon worden. De minister zegde toe dit in Europees verband te bespreken. Echter noch de agenda, nog het verslag van de top dat aan de Kamer gestuurd bevatte een woord over deze richtsnoeren.
Dat maakte het voor de Kamer nogal moeilijk om te weten dat dit stuk op de agenda stond van de Europese Raad Buitenlandse Zaken en daar eventueel vragen over te stellen, zoals de mogelijke toepassing van een lijst over vervolgingen, zoals bepleit in de initiatiefnota. Die kon beter op Europees niveau worden vastgesteld volgens de minister. En dat betoog is op zich logisch. De cruciale vraag is of Nederland zich daar nu ook voor ingezet heeft tijdens de Raad waarin deze richtsnoeren zijn besproken en goedgekeurd.
Daarom leggen we deze vragen voor aan de minister van Buitenlandse Zaken
Vragen van de leden Omtzigt, Van der Staaij en Voordewind aan de minister van Buitenlandse Zaken
Wanneer heeft u kennis genomen van de “guidelines on the promotion and protection of freedom of religion or beliefs”, aangenomen op de Raad Buitenlandse Zaken van 24 juni jl, waarin precies beschreven wordt wat de EU verstaat onder vrijheid van godsdienst en hoe zij die toepast in haar buitenlands beleid naar andere landen met zeer precieze richtlijnen onder andere op het gebied van gewetensbezwaren en een zeer beperkte uitleg van de wijze waarop mensen hun godsdienst in groepsverband mogen belijden als recht? Wat is de reden dat noch de geannoteerde agenda van 14 juni, noch het verslag van 27 juni ook maar één woord aandacht schonk aan het voorgenomen en het genomen besluit? Herinnert u zich dat de fracties van CU, SGP en CDA u een intiatiefnota godsdienstvrijheid aangeboden hebben in het debat over godsdienstvrijheid op 15 mei jl en dat u daarin zei: “Als de mensenrechtenbrief in de Kamer besproken is, ga ik proberen daar ook in Europees verband meer steun voor te krijgen. Dan zal ik ook navraag doen naar de strategie. In dat kader zal ik een en ander aan de Kamer terugkoppelen.”? Heeft u, nu deze richtlijnen besproken werden voordat de mensenrechtennota in de Kamer besproken is, het idee om ook in Europees verband een ranglijst van vervolgde religieuze minderheden en godsdienstvrijheid besproken? Zo ja, hoe was de reactie en zo nee, wanneer zult u dat wel doen? Deelt u de mening dat het zeer gepast geweest zou zijn als u van tevoren gemeld zou hebben dat deze richtlijnen, die gelden voor het buitenlands beleid van de Unie en opgesteld waren in het Europees Parlement en daar goedgekeurd, ter besluitvorming voorlagen in de Europese Raad en dat u dan het Nederlandse parlement in staat gesteld zou hebben zich hier een mening over te vormen? Op welke wijze gaat u de Nederlandse Staten-Generaal in staat stellen zich een oordeel te vormen over deze richtlijnen en die mee te laten wegen in de besluitvorming? Staat de Staten-Generaal nu voor een voldongen feit bij het besluit over aanname van deze richtlijnen over godsdienstvrijheid?