13 november 2013

Decentralisaties

Belangrijke kaders voor ons als CDA zijn hierbij dat verantwoordelijkheid bij de samenleving komt te liggen. De overheid staat naast de mensen, de burger bepaalt samen met anderen zoveel mogelijk zelf. Dat vraagt een omslag bij beide partijen, zowel de gemeente als de samenleving. In de beleidsnotities moet aan deze overgang voldoende aandacht worden besteed. Het kan niet zo zijn dat opeens de knop om gaat, de overgang an sich moet een belangrijk onderdeel zijn. Ook de WMO-raad heeft dit in haar advies geschreven, wij zijn het daarmee eens. Maar natuurlijk moet er verder gekeken worden dan alleen de overgang, het gaat ook om de visie hoe wij de decentralisaties na de overgang als gemeente gaan uitvoeren.
Binnen de samenleving zijn voor ons families het fundament. Families waarbinnen mensen voor elkaar zorgen. We kiezen voor een cultuur die de familie waardeert en duurzame relaties ondersteunt.
Wanneer we verantwoordelijkheid bij de samenleving leggen, betekent dit dat iedereen een taak heeft. Je werkt, je doet vrijwilligerswerk of je volgt een opleiding. Iedereen die kan doet mee. Mensen die wel willen maar niet kunnen, moeten op een vangnet kunnen rekenen. Maar wie niet wil, kan niet blijven rekenen op ondersteuning.
Binnen deze betrokken samenleving horen ook de bedrijven. Wij zien hier een taak voor bedrijven om sociaal te ondernemen. Dit moeten we als overheid stimuleren, maar niet dwingend opleggen. Wij zien er geen heil in om ondernemingen verplicht een bepaald percentage arbeidsgehandicapten in dienst te laten nemen. Wel moeten we erop in zetten dat zoveel mogelijk mensen bij reguliere werkgevers aan de slag kunnen. Daarnaast zullen we beschut werk moeten blijven bieden aan mensen die echt niet in het reguliere bedrijfsleven aan de slag kunnen. Hiervoor hebben we momenteel Reestmond en wat ons betreft blijft dit voor beschut werk bestaan. Ook hierbij geldt dat we goed moeten opletten om niet bestaande kringen rond mensen opeens te veranderen. Dit is een doelgroep die extra kwetsbaar is wat een gedegen plan en gefaseerde aanpak vergt.
Wat wij binnen de huidige Wajong zien gebeuren is dat veel Wajongers graag willen werken, maar door angst worden tegengehouden. Angst omdat er tegen ze gezegd wordt: “wanneer je gaat werken, kun je niet meer terug naar je uitkering”. Krijgen mensen dan een terugslag, dan moeten ze de gehele procedure opnieuw doorlopen en is het maar de vraag of ze überhaupt nog ergens op terug kunnen vallen. Hier moeten we als gemeente vanaf. We moeten het juist omdraaien en blij zijn dat mensen willen werken zodat ze zich meer betrokken voelen bij de samenleving.

Afgelopen weken hebben we gezien dat er vanuit rijksoverheid nog wijzigingen worden doorgevoerd op de decentralisaties. Vorige week maakte de staatssecretaris bekend dat de persoonlijke verzorging binnen de AWBZ toch niet naar de gemeentes gaat, maar net als verpleging naar de zorgverzekeraar. Op zich goed dat de knip eruit is, maar voor de huishoudelijke hulp krijgen we als gemeente juist minder budget. Waar we eerder taken voor huishoudelijke hulp en verzorging als gemeente zouden kunnen samenvoegen en voordeel zouden kunnen behalen (want we moeten als gemeente met veel minder budget rondkomen dan rijksoverheid), is dat nu niet meer mogelijk. Hoe kijkt de portefeuillehouder tegen deze wijziging aan?
We hebben een tijdje terug al gesproken over het beleidsplan ‘Omzien naar elkaar’ over de kanteling van de WMO. Deze punten worden ook hier weer genoemd. Wij zien voorstander van deze omschakeling. Kijken naar wat iemand nog wel kan, en daar hulp op afstemmen.

In deze kaderstelling wordt (nog) niet veel over jeugdzorg gezegd. Wij gaan er van uit dat in de beleidsnotitie die snel volgt, kerncijfers komen te staan, huidige aanbieders, etc. Zodat dan duidelijk wordt hoe de financiële consequenties zullen ingevuld worden. Want dat er forse kortingen op de rijksbijdrage komen, dat is zeker. Maar het is nu nog koffiedik kijken om hier iets over te kunnen zeggen zonder concretere informatie. Zeker is wel dat we veel moeten inzetten op preventie en hulp dicht bij huis. Wij kunnen ons dan ook goed vinden in het centrale kader waarin onder meer deze punten worden aangegeven. We moeten lokaal blijven doen wat lokaal kan. Maar niet alles zal lokaal opgepakt kunnen worden. Wij moeten daarin praktisch blijven denken en per taak bekijken of dit lokaal kan en zo niet dat samendoen met een logische partner of partners.
Met minder bureaucratie gaan werken. Deze uitgangspunten klinken in theorie allemaal heel mooi, (wie zou tegen minder bureaucratie zijn?) 
maar het is nu zaak om dit concreet om te zetten naar hoe dit in de uitvoering zal gaan. We zien de beleidsnotities tegemoet!

Herriët Brinkman

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.