16 oktober 2010

Is wet OKE oké?

Het ministerie van Onderwijs heeft extra geld uitgetrokken voor een kwaliteitsimpuls voor het peuterspeelzaalwerk. Deze stimulans is uitgewerkt in het wetsvoorstel Onderwijskansen en Educatie (OKE). Het is een landelijke regeling waar de gemeente ook geld voor krijgt. Wat dat betreft is er niets aan de hand en moeten we als gemeente de wet gewoon uitvoeren. Dat wil niet zeggen dat we er geen mening over hebben.

Het CDA is het ermee eens dat onderwijsachterstanden waar mogelijk weg gewerkt moeten worden. Maar of extra maatregelen op de peuterspeelzaal de juiste manier is betwijfelen we. De peuterspeelzaal is immers niet verplicht en het kan goed zijn dat kinderen die de peuterspeelzaal niet bezoeken een nog grotere achterstand hebben. In elk geval wordt het verschil tussen instromende leerlingen op de basisschool van kinderen die wel en die niet naar de peuterzaal zijn geweest, groter.

In reactie op het voorstel, onderstaand de bijdrage van Herriët Brinkman tijdens de opiniërende raadsvergadering van 12 oktober:

De wet oke streeft een mooi doel na: nl. het peuterspeelzaalwerk een kwaliteitsimpuls te geven en onderwijsachterstanden te bestrijden.  Het voorstel zoals dit nu voor ons ligt, beoogt deze kwaliteitsimpuls te bereiken door grofweg gezien een viertal maatregelen.

De eerste is de aanstelling van een inhoudsdeskundige. Zoals ik het begrepen heb is deze inhoudsdeskundige momenteel al werkzaam op de peuterspeelzalen, maar gaat deze functie uitgebreid worden voor de twee peuterspeelzalen met vve-doelgroepkinderen (dus de kinderen die een achterstand hebben). Voorheen was het zo dat er op de peuterspeelzalen een vve-leidster werkzaam was voor 10 uur in de week. Deze leidster nam elke keer een groepje kinderen apart, zodat zij extra aandacht kregen en er specifiek een spel of een opdracht gedaan werd om hen extra te stimuleren. Toen deze leidster stopte, konden ze dit op de basisscholen goed merken in negatieve zin. Het kwaliteitsniveau van de peuterspeelzalen werd dus echt verhoogd door deze vve-leidster. De inhoudsdeskundige gaat volgens dit plan echter niet concreet met de peuters aan de slag, maar hij moet bijvoorbeeld handelingsplannen opstellen en ouders adviseren, theoretisch dus.

Wij vragen ons dus af waarom ervoor is gekozen om deze functie nu op deze manier in te vullen, terwijl de vorige aanpak bewezen succesvol was.

De tweede maatregel houdt in dat de vve-doelgroepkinderen niet twee, maar vier dagdelen naar de peuterspeelzaal zullen gaan. Het bezoeken van een peuterspeelzaal is niet verplicht. Van één peuterspeelzaal kregen wij zelfs te horen dat het aantal peuters daalt, omdat er steeds vaker een creche bezocht wordt wat niet te combineren is met het bezoek aan de peuterspeelzaal. Het lijkt ons dat de vrijblijvendheid van het bezoek aan de peuterspeelzaal en het teruglopende bezoekersaantal in strijd is met het voorstel om juist een hogere bezoekfrequentie in te stellen voor een bepaalde groep kinderen.

Deze groep kinderen die extra begeleiding nodig heeft, wordt bepaald aan de hand van één criterium: het opleidingsniveau van de ouders. Maar wij vragen ons af of de juiste groep kinderen bereikt wordt door alleen met dit criterium te werken.

Daarnaast wordt de regiefunctie vanuit de gemeente genoemd. Wij vinden het belangrijk dat de gemeente voor goede condities zorgt, zodat de peuterspeelzalen zich kunnen richten op de uitvoering. In het voorstel wordt echter genoemd dat er bij de start van het vve-project in 2006 extra uren zijn ingezet om deze regiefunctie op te zetten. Dit kwam op totaal 4 uur per week. Nu blijft het aantal uren in dit voorstel op 4 uur, terwijl de start waar dit extra aantal uren voor nodig was toch al geweest is.

Vierde maatregel is dat de ouderbijdrage voor de kinderen van de verwachte vve-doelgroep gecompenseerd wordt. Al met al komen  we dan op een totaal aan extra kosten van € 40.000 voor 24 kinderen. Dit is een fors bedrag. De gelden hiervoor worden beschikbaar gesteld door het Rijk. In hoeverre kan er al iets over gezegd worden dat wij deze gelden ook in de komende jaren tegemoet kunnen zien? Onze vrees als CDA fractie is namelijk dat wij een inhoudsdeskundige en extra leidsters in dienst nemen, waarna het Rijk komend jaar de stekker uit deze regeling trekt. De kosten komen dan allemaal voor onze eigen rekening en helemaal in deze tijden van bezuiniging is dit niet wenselijk.

 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.