29 januari 2024

Koers sociaal domein 2024 -2030

Vandaag is het tijd voor misschien wel de meest brede debatvraag van 2024. Wat wil het CDA het college meegeven in de koers voor het sociale domein van 2024-2030.

Inzet van de overheid versus inzet van de samenleving en veranderingen in het zorglandschap

Gespreksonderwerp 1 en 2 kun je haast niet los van elkaar zien. Want maak je een bepaalde keuze in een groter beroep op de samenleving vs. een groter beroep op de overheid, dan heeft dat eigenlijk vrijwel direct invloed op hoe het zorglandschap eruit ziet.

Als het gaat om de stelling groter beroep op de samenleving vs. overheid, dan eindigt het CDA in het midden. En wel om de volgende redenen: het feit dat er niet genoeg professionals zijn om de zorg voort te zetten zoals we die nu bieden, is het belangrijkste argument om te zeggen dat we niet ontkomen aan een groter beroep op de samenleving. Want we zullen de schaarse professionals daar moeten inzetten waar het echt nodig is. Maar tegelijkertijd erkent het CDA ook dat een groter beroep op de samenleving risico’s kent. In de informele zorg heb je vrijwilligers en mantelzorgers nodig, die in een tijd waarin ze veelal fulltime moeten werken om rond te komen - ook begeleid moeten worden. Dat is nodig om bijvoorbeeld overbelasting te voorkomen.

Uit een gesprek met één van de welzijnsorganisaties - ook wel informele zorg genoemd - in deze gemeente blijkt dat zij best een stukje zorg samen met naasten, vrijwilligers en mantelzorgers kunnen overnemen. Zij stellen wel de randvoorwaarde dat de formele zorg tijd vrij kan maken om te kunnen overleggen. De tweede randvoorwaarde is ook dat de informele partijen dan langdurige subsidies en middelen kunnen krijgen om dit goed te organiseren. En dat is dus ook de oproep aan de raad en aan het college. Als we deze beweging maken, zullen we steeds met hen in contact moeten blijven om te kijken wat er nodig is. En we moeten waakzaam blijven, op de belastbaarheid van de samenleving. Zo alleen kunnen we de balans bewaren. 

En als je kiest voor wat ik net noemde voorzitter, betekent dat het zorglandschap toch wel enigszins zal moeten veranderen. Maar ook hier is voorzichtigheid gebaat, want de schaarse specialisten kunnen we niet volledig vervangen met inzet vanuit de sociale basis. Hen willen we juist in de stad houden, om dat op te vangen wat de informele zorg niet kan. In de proeftuin jeugd laten we al heel goed zien dat het soms anders kan. En dat moeten we wat het CDA betreft doorzetten. Maar we zullen ook steeds in contact moeten blijven met onze aanbieders, om hen binnenboord te houden voor de zorg en het stellen van diagnoses.

Gezond leven mogelijk maken

Gesprekspunt 5: gezond leven mogelijk maken. Een thema waar ik in mijn tijd als communicatieadviseur in het ziekenhuis veel met specialisten en ook huisartsen over gesproken heb. Want er zijn enorm veel ziekten die samenhangen met levensstijl en die met wijzigingen daarin voorkomen zouden kunnen worden. Voorzitter, wat het CDA betreft mag de gemeente aan de slag om gezond leven actief te organiseren. De cijfers liegen er bijvoorbeeld niet om, te veel Nederlanders hebben bijvoorbeeld overgewicht (vorige week in het nieuws) en ook op andere punten zijn we er nog niet. En dat terwijl met de komende vergrijzing de druk op de zorg alleen maar toeneemt en het helpt als door een gezonde leefstijl welvaartsziekten voorkomen kunnen worden. Gezond leven bij de verantwoordelijkheid van inwoners laten hebben we volgens ons geprobeerd -  en dit bij sommige mensen ook wel geholpen - maar willen we echt een verandering teweeg brengen, dan mag er een stapje bij, met de kanttekening dat we ons bezig houden met dat wat in onze cirkel van invloed zit en niet daarbuiten. Wat ons betreft houdt dit in dat we de buitenruimte geschikt maken en houden om te sporten, blijven investeren in programma’s op scholen en sportverenigingen ondersteunen - zodat we mensen actief ondersteunen naar een gezond leven.

Gesprekspunt 3: Meedoen of begeleiding naar werk

Welzijn en welbevinden van mensen wordt voor een deel bepaald door de manier waarop mensen zich gezien, gehoord, gerespecteerd en gewaardeerd voelen. Heel vaak komt dat respect en waardering voort uit de rol die men speelt in de samenleving, door werk maar ook door andere vormen van dienstbaar zijn aan de samenleving. 

Helaas zijn er ook mensen die het, door psychische of fysieke beperkingen of door het niet hebben van een baan, niet lukt om die gewaardeerde plek te vinden. En niet zelden leidt dat tot vereenzaming en depressie. Het is aan de overheid om de helpende hand toe te steken. In het belang van deze mensen maar evenzo in het belang van de samenleving als geheel. En wat betekent dat nu in het licht van het dilemma dat voorligt?  Dat betekent dat de gemeente zowel moet inzetten op participatie als op ondersteuning naar werk. Het is voor de fractie van het CDA dus niet een beetje meer dit en derhalve wat minder dat, nee het is allebei.

Wie echt niet in staat is om betaald werk te doen, moet je stimuleren en begeleiden in het zoeken naar mogelijkheden om op een andere manier dienstbaar te zijn, bijvoorbeeld als vrijwilliger. En wie wel in staat is om te werken maar een steuntje in de rug nodig heeft om de stap te zetten, moet je begeleiden naar werk. Bijvoorbeeld met een cursus of een sollicitatietraining.

Voorwaarde is natuurlijk dat de gemeente de mensen kent. Regelmatig met hen in gesprek gaat om te weten wat mensen kunnen en willen en daarop de begeleiding te richten. En wees daarbij niet bang om te erkennen dat er ook mensen zijn die niet geholpen willen of kunnen worden, het granieten bestand. Trek niet aan die dode paarden.

We maken ons wel zorgen over de mensen die het niet lukt om een gewaardeerde plek te vinden in onze samenleving maar die we als gemeente niet kennen. Mensen bijvoorbeeld met een WIA uitkering of een WAO uitkering. Ook die hebben, vinden wij, recht op hulp van de overheid. Daarom college, als u straks verder gaat met het uitwerken van het sociaal beleid voor de toekomst, wellicht dat u ook deze groep aandacht kunt geven.

Hulp voor iedereen of ongelijk investeren

Kansenongelijkheid is, helaas, een feit. In het onderwijs als het gaat over het vinden van een stageplek, of toegang tot sport, cultuur of een computer voor kinderen uit arme gezinnen. In het vinden van werk als je een beperking hebt. Of als je lid wil worden van een vereniging en beginnend dement bent. Voorbeelden te over. Daarom is het voor het CDA vanzelfsprekend dat de gemeente moet kiezen voor hulp aan mensen in een kwetsbare positie, aan ongelijk investeren dus. Als je al iets wil doen aan verminderen van de kansenongelijkheid dan is dat de enige mogelijkheid.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.