27 juni 2023

Inbreng debat over de hervormingsagenda voor de jeugdzorg

Inbreng debat over de hervormingsagenda voor de jeugdzorg
(alleen het gesproken woord telt)

Voorzitter,

Een jongetje was het beu dat zijn leraar altijd alles beter wist en besloot hem op de proef te stellen. Ik zei het gisteren ook. Hij ving een vlinder en hield hem voorzichtig in zijn vuistje voor de leraar. "Meester," zei hij, "ik heb hier een vlinder, maar is het nu een levende of is het een dode vlinder?" Nou heb ik hem beet, dacht het jongetje, want als hij zegt dat het een levende vlinder is, dan knijp ik vlug en heeft hij het fout, maar als hij zegt dat het een dode vlinder is, dan laat ik hem vliegen. Maar de meester was niet voor één gat te vangen en zei: net als in het echte leven, mijn jongen, heb je de oplossing zelf in de hand.

Voorzitter,

We hebben er lang op gewacht, maar daar is hij dan, de hervormingsagenda voor onze jeugd. Ik ben er blij mee. We gaan eindelijk iets doen aan de onoverzichtelijkheid van het hulpaanbod en aan het gebrek aan afstemming. We gaan meer aandacht geven aan de oorzaken van de problemen. Goede hulpverlening komt pas tot stand als er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, bijvoorbeeld aan huisvesting, opleiding en werkgelegenheid. Meer dan vroeger gaan we de hulpverlening laten plaatsvinden in samenspel met de omgeving van het kind: familie, vrijwilligers, buurtwerkers enzovoort. We sluiten aan bij de omgeving en het levenspatroon van de cliënt. Er moet een regionaal proces op gang komen met krachtige afstemming en coördinatie, en met meer aandacht voor de rol van de professional. De residentiële jeugdhulpverlening bouwen we af: kleinere groepen, open instellingen en niet geïsoleerd van de gemeenschap.

Voorzitter,

Wie is het hier nu mee oneens? Ik niet. Wij allemaal niet. Ook de schrijvers van de Startnota Jeugdwelzijnsbeleid uit 1974 niet, want hoewel bovenstaande teksten uit de hervormingsagenda van 2023 lijken te komen, heb ik de teksten echt uit 1974. De problemen in de jeugdzorg zijn met andere woorden al zo oud als Methusalem. De oplossingen die we verzinnen, zijn niet zelden de problemen van morgen.

Voorzitter,

Mijn angst is niet dat we niet met de hervormingsagenda aan de gang gaan. Mijn angst is dat zo veel bevlogen, intelligente en goede mensen keihard gaan werken aan de oplossingen van 1974 en dat we onbedoeld de problemen van 1989 veroorzaken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan de volgende: hoe kunnen we ondanks de waan van de dag ruimte bouwen voor reflectie en ruimte om bij te sturen om dat te voorkomen? Want al in 1905 zei de filosoof Santayana dat wie de geschiedenis niet kent, gedwongen is haar te herhalen. Wij kennen de geschiedenis. Laten we daar alsjeblieft van leren.

Voorzitter,

De hervormingsagenda ligt er. Er is werk aan de winkel, sneller, steeds sneller, steeds meer. De Duitse socioloog Hartmut Rosa noemt dat "razende stilstand": steeds sneller, steeds harder en steeds meer, maar het beklijft niet; het resoneert niet. Misschien gaat het er niet om steeds iets anders te proberen. Misschien gaat het erom sommige dingen niet meer te doen. Misschien gaat het er ook om hetzelfde steeds beter te doen: van elkaar leren, bereid zijn je werkwijze aan te passen aan die van een ander, werkelijk naar elkaar luisteren, geen snelle oplossingen zoeken maar kleine verbeteringen. Of zoals Benedictus van Nursia het in zijn regel beschrijft: vóór de verlichting houthakken en water putten, en na de verlichting houthakken en water putten.

Voorzitter,

Dit vraagt ook iets van ons als Kamerleden. Er ligt een agenda, een hervormingsagenda waar veel goede, slimme en bevlogen mensen mee aan de gang gaan. Laten we ze de tijd en de rust geven om er gedegen werk van te maken. Niet reageren op elk incident. Niet ieder krantenbericht of rake column gebruiken om met overslaande stem actie van de staatssecretaris te eisen. We hebben het er vaker over gehad: niets doen ís een optie en dikwijls is het de beste optie. Niets doen is dan geen synoniem voor op je handen gaan zitten terwijl je de problemen ziet. Het is actief vertrouwen geven dat de richting die we hebben ingeslagen in principe goed is en dat hard bijsturen misschien wel lekker voelt, maar altijd ook een beetje schadelijk is.

Voorzitter,

Uiteindelijk is de discussie een fundamentele. Een mens is geen individu, maar een persoon in relatie tot de ander en heeft naast bestaanszekerheid gemeenschapszin en zingeving nodig. Maar bestaanszekerheid hebben we niet voor iedereen georganiseerd, we sturen niet op gemeenschapszin en over zingeving praten is al helemaal niet aan de orde. De symptomen van al deze ellende lossen we op met iets wat we zorg noemen. Dat helpt niet. Niet voor niets heeft het CDA een gezinsvisie geschreven: rust, bestaanszekerheid en tijd voor elkaar, ruimte en steunstructuren rond gezinnen. Kan de staatssecretaris daarop reflecteren? Ik ben bijna klaar.

Tijdens de rondetafel over de hervormingsagenda van een paar weken geleden was de hamvraag de volgende. Er ligt een plan en dat is winst. Er staat veel goeds in en dat is winst. Maar hoe weten we nu dat die plannen dit keer wel uitgevoerd gaan worden? De woorden zijn goed, maar het woord moet vlees worden. Het zit 'm niet in de visie, maar in concreet waarneembaar menselijk gedrag. Daar moeten we op sturen. Hoe gaat de staatssecretaris dat doen?

En dat, voorzitter, brengt ons terug bij het jongetje met zijn vlinder. De oplossing, we hebben 'm zelf in de hand.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.