Verplicht maatschappijleer in het mbo
Het CDA vindt dat hier bevoegde docenten maatschappijleraar voor aangesteld moeten worden. Burgerschap mag geen bijzaak meer zijn in het mbo-onderwijs. Dit voorstel doen wij vandaag bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van Onderwijs samen met de PvdA.
In het mbo volgen jongeren een beroepsopleiding. Ze worden opgeleid tot vakmensen met de juiste kennis en vaardigheden om op de arbeidsmarkt aan de slag te kunnen. Maar het mbo bereidt mensen ook voor op deelname aan de samenleving. Zij leren bijvoorbeeld om te gaan met sociale en culturele verschillen en hoe het toegaat in de specifieke beroepspraktijk. Maar jongeren hebben via het internet ook toegang tot sites en filmpjes met gewelddadige denkbeelden, misleidende propaganda en radicalisering. Dat vraagt om leraren die hierover in gesprek willen met leerlingen, hierover kunnen discussiëren en verkeerde denkbeelden kunnen weerleggen. Net als op Havo en VWO moeten de lessen maatschappijleer daarom worden gegeven door een bevoegde leraar. Een leraar die feiten van meningen kan scheiden, die kan luisteren en niet wegloopt voor een moeilijk gesprek. Maar nog belangrijker: een leraar die vanuit zijn of haar eigen gedrevenheid leerlingen enthousiast weet te maken om actief deel te nemen aan onze democratische samenleving.
De kennis over de democratische rechtsstaat en het oefenen van de vaardigheden die horen bij democratisch burgerschap, moeten in het vak maatschappijleer aan bod komen. Dit vak moet onderdeel worden van het verplichte vakkenpakket. Júist op mbo scholen, omdat deze grote groep studenten sterk zijn ondervertegenwoordigd bij politieke (jongeren)organisaties en ook achterblijven in de opkomstpercentages bij verkiezingen. Terwijl het toch gaat om de grootste groep: in het mbo studeren 475.000 jongeren, meer dan het hbo met zo'n 440.00 studenten en het wetenschappelijk onderwijs met 260.000 studenten.
Michel Rog: ‘We moeten voorkomen dat de huidige mbo-ers opgroeien in een samenleving waar ze zich niet gehoord voelen, ze het idee hebben niet mee te doen en waarin ze uiteindelijk afstand nemen van de Nederlandse samenleving.’