‘Eigenlijk kom ik niet uit de landbouw. Ik heb werktuigbouwkunde gestudeerd, en ging daarna aan de slag bij een familiebedrijf in de metaalbewerking. Ik deed werkvoorbereiding, uitbestedingen, de inkoop en kwaliteitszorg. Op enig moment werden we ingeloot voor een huis en trouwde ik met een boerendochter. We wilden echter dolgraag ‘buiten’ wonen. ‘Elke gek kan varkens voeren’, zei mijn schoonvader toen. Een bedrijf rendabel laten draaien is echt wel wat anders, heb ik ook geleerd, maar zo zijn we wel gestart.’
Vermeende MKZ
‘In 2001 werd onze woonplaats Kootwijkerbroek getroffen door de, in mijn ogen, vermeende MKZ-crisis. De impact daarvan was gigantisch. Stel je voor: die besmetting is betwist. Maar toch komt de overheid al je dieren doden. Op je erf. Soms door dierenartsen die geen ervaring hebben met vee. De woede was enorm, ook bij mij.’
‘Nog steeds lopen er rechtszaken over. De toenmalige overheid heeft wat mij betreft in de hele gang van zaken flinke fouten gemaakt, of die besmetting er nou uiteindelijk was of niet. Er werden dieren vergeten, er werd geen rekening gehouden met de cultuur van de omgeving. Er was heel veel onduidelijkheid, en soms onkundigheid. Diverse mensen voelden zich zo onbegrepen. Minister Brinkhorst wist christenen tot in hun ziel te treffen met zijn woorden “Zo lang Onze Lieve Heer zelf niet gesproken heeft, is er kennelijk geen MKZ. Ik denk dat men daarop nog lang zal kunnen wachten”.
‘Mede door deze gebeurtenissen ben ik in 2001 actief geworden voor de NVV, de Nederlandse Vakbond Varkenshouders. In 2004 werd ik daar fulltime bestuurslid, en zorgde onder andere voor de belangbehartiging in Den Haag en in Brussel. Steeds heb ik mijn kennis van het verloop van de MKZ-gebeurtenissen ingezet, bijvoorbeeld voor het verbeteren van de draaiboeken die er zijn bij dierziektes. Zo wordt er nu gewerkt met veilige ‘corridors’, zodat dieren fatsoenlijk geslacht kunnen worden in plaats van geïmproviseerd op het erf. Ook zijn er betere regels voor de communicatie, waardoor voor betrokkenen sneller duidelijk is wat er van hen verwacht wordt.’
Zuinig zijn met andermans geld
‘Vaak werd gezegd: ‘Boeren krijgen toch een vergoeding voor dat ruimen? Ze kunnen nieuwe dieren kopen, dus wat maakt die ruiming nou uit?’ Maar die vergoeding werd betaald uit het Diergezondheidsfonds. Dat is een pot die door boeren zélf wordt opgebracht als verzekering. Terwijl de bestrijding in handen was van de overheid, en die lette daarbij niet bepaald op de centen. De overheid moet zuinig aan doen met andermans geld, dat is een van mijn drijfveren in de politiek geworden.’
‘In 2006 werd ik raadslid voor het CDA. Mijn vader zat toen nog namens de ChristenUnie in dezelfde gemeenteraad, dat was een bijzondere tijd. Het was druk, maar ik geloof in Leiding in mijn leven. Sommige dingen komen met een bedoeling op je pad.’
‘De gedachte aan het Kamerlidmaatschap kwam in 2008 voor het eerst op, na een gesprek met Annie Schreijer. Thuis waren ze er wat minder gelukkig mee; het bedrijf liep volop en we hadden nog jonge kinderen. Die tijd voelde als een tweesprong; gaan we verder met de varkens, of niet? Tussendoor heb ik de rentmeestersopleiding gedaan, ik wilde mijn kennis verbreden. Ik noem het altijd een opleiding tot ‘makelaar voor het buitengebied’. Uiteindelijk stond ik in 2010 op plek 40 voor de Tweede Kamer, dat werd hem toen nog niet. In 2012 trok Wilders de stekker uit Rutte 1, en mocht ik in de Kamer komen. Ik ben toen met de varkenshouderij en mijn rentmeesters-activiteiten gestopt.’
Een eerlijke boterham voor eerlijk werk
‘Als Kamerlid is ‘eerlijke economie’ een van mijn drijfveren. Met eerlijk werk moet een eerlijke boterham te verdienen zijn. Dat betekent wat mij betreft dat ondernemers in Nederland minder ‘last’ moeten hebben van de overheid. Ondernemers betalen in Nederland erg veel aan door de overheid opgelegde kosten. De NVWA bijvoorbeeld legt een hoge rekening bij ondernemers neer voor de verplichte keuringen, dat is in landen om ons heen veel minder. Het duurde even, maar inmiddels is de Raad van State op ons verzoek bezig een advies te maken over de tariefstelling.’
‘Ik ben rustiger geworden sinds ik in de politiek zit. Je springt in dit vak niet in een dag van de kelder naar de zolder. Je moet goed willen luisteren naar anderen. Als ondernemer bedenk je iets en je doet het vandaag. Als raadslid bedenk je iets en je doet het in twee weken. Als Kamerlid ben je maanden bezig met een kleine stap. Zeker in de oppositie kost het veel tijd om dingen te veranderen.’
Inzet op continuïteit
‘Ik heb een zwak voor familiebedrijven. Familiebedrijven zijn bij uitstek gericht op continuïteit, in plaats van op winst op de korte termijn. Je ziet dat binnen die bedrijven de omgang met personeel anders is; en met het bedrijf worden ook waarden doorgegeven. Zulke bedrijven zijn veel meer dan een bedrijf, ze zijn een samenleving in het klein. Ik vind het belangrijk daarvoor op te komen.’
‘Daarnaast wil ik me inzetten voor een gelijk speelveld en goede infrastructuur. Als export-natie hebben we er een enorm belang bij. Nederland zal wel alle zeilen bij moeten zetten om te zorgen dat Europese regels werkbaar blijven. Een bloeiende Europese agrarische sector is van levensbelang, we zijn er voor ons voedsel afhankelijk van. Daar wordt nog wel eens laks over gedaan, onbegrijpelijk.’