Uit onderzoek blijkt dat de inzet van vrijwilligers verandert. Aan de ene kant is er een groei van het aantal mensen dat minimaal eens per jaar aan vrijwilligerswerk doet. Anderzijds is een lichte daling te zien van het aantal mensen dat structureel vrijwilligerswerk doet, evenals een daling van het gemiddeld aantal uren dat een vrijwilliger per week actief is. Dit stelt ons voor de vraag hoe we vrijwilligerswerk in de toekomst mogelijk blijven maken.
Niet als verlengstuk van beleid
Het begint er volgens het CDA bij dat vrijwilligerswerk nooit gezien moet worden als instrument van overheidsbeleid. We moeten ervoor waken dat van bovenaf opgelegd wordt wat vrijwilligers zouden moeten doen, of dat zij als instrument gebruikt worden om de gaten op te vullen die met bezuinigingen ontstaan. Vrijwilligerswerk ontstaat juist van onderop, vanuit kleinere initiatieven, dat moeten we koesteren. De overheid moet zich daarom ook bewust zijn van de risico’s van dit soort instrumentalisme, omdat het de motivatie van vrijwilligers onderuit haalt. Daarnaast blijft onnodige regeldruk in de praktijk knellend voor burgerinitiatieven en vrijwilligerswerk. Meerdere organisaties voor vrijwilligerswerk hebben aangegeven met steeds meer regeldruk te maken te krijgen.
De vrijwilliger in 2025
Om de problemen en kansen rond vrijwilligerswerk verder te onderzoeken heb ik 24 oktober een bijeenkomst gehouden met dertig vertegenwoordigers van organisaties die veel met vrijwilligers werken. Samen met al die vertegenwoordigers heb ik de krachten gebundeld om gezamenlijke een stap te zetten naar een visie op vrijwilligerswerk. Aan de hand van de vraag ‘hoe de vrijwilliger er in 2025 (idealiter) uitziet en welke uitdagingen en kansen er op het pad daar naartoe liggen’, is geformuleerd hoe we samen kunnen werken aan twee doelen: meer waardering en minder onnodige regels voor vrijwilligers.
De betrokken organisaties omschrijven de vrijwilliger van 2025 als een generalist, die flexibel en breed inzetbaar is, een groot netwerk heeft en meer maatschappelijke status kent dan nu. De motieven van de vrijwilliger blijven grotendeels hetzelfde: de wens om een bijdrage te leveren, zich persoonlijk te ontwikkelen en een sociaal netwerk op te bouwen. Tegelijk zullen schotten tussen vrijwilligerswerk, werk, mantelzorg en buurtondernemer meer vervagen. De vrijwilliger wil steeds minder in de mal gestopt worden van de verouderde structuren van het verenigingsrecht. Veel mensen die het wél leuk vinden zich vrijwillig in te zetten, zitten níet te wachten op regelmatig plichtmatig vergaderen of besturen. Het vrijwilligerswerk moet daarom meer aansluiten bij de talenten die de mensen zelf meebrengen. Tegelijk werd er ook op gewezen dat vrijwilligerswerk zeer divers is. In sommige gevallen is een hoge mate van specialisatie door training nodig en kan mede daardoor juist weinig flexibiliteit geboden worden. Het vullen van vacatures is daarbij geen doel op zich. Er mogen dan ook zeker (hoge) eisen aan de vrijwilliger gesteld worden.
Door meerdere organisaties werd ik er ook op gewezen dat studenten een hoge druk voelen om te presteren in de opleiding, waardoor vrijwilligerswerk er steeds vaker bij inschiet. Andere genoemde problemen zijn problemen die ontstaan door steeds meer regels omtrent het verkrijgen van een zogenaamde ANBI-status en de kosten van het verkrijgen van verklaringen omtrent gedrag die steeds meer op de budgetten drukken. Met deze punten kan ik de komende maanden aan de slag om te kijken wat de oorzaken zijn van deze problemen en hoe we onnodige belemmeringen kunnen wegnemen.
Jong geleerd, oud gedaan
Er liggen gelukkig ook nog veel kansen voor het grijpen om de vrijwillige energie die in de samenleving aanwezig is, om te zetten in vrijwillige inzet. Zo blijkt bij vooral jongeren vaak nog onduidelijk te zijn wat vrijwilligerswerk is en wat het je oplevert. Daar moet actiever over gecommuniceerd moeten worden, vooral via social media. Hier geldt bovenal: jong geleerd, oud gedaan. Mensen die op jonge leeftijd al met vrijwilligerswerk te maken hebben, blijven vaak hun leven lang actief. De maatschappelijke stage wordt daarom genoemd als een mooi initiatief waar op de een of andere wijze een vervolg op gegeven moet worden.
Op deze manier houden we gezamenlijk het thema op de agenda, zodat we met zijn allen kunnen blijven werken aan meer waardering en minder onnodige regels voor vrijwilligers. Want vrijwilligers zijn voor stuk kampioenen waar Nederland niet zonder kan.