30 juni 2016

Egoïsme en chagrijn voeren boventoon in discussie over EU

Europa kan niet veel goed meer doen bij de Nederlander. Vandaag de dag worden er tal van mythes over de Europese samenwerking verspreid. Deze mythes spruiten voort uit een stuk onvrede onder de mensen. Maar hoe meer ik de onvrede bestudeer, hoe minder ik er van begrijp. Met ratio en logica heeft het allemaal weinig te maken. Immers, onze welvaart en ons welzijn behoren tot de hoogste ter wereld. Met mooi weer zit iedereen op het terras. Bij de supermarkten worden de winkelwagentjes in de weekenden flink volgeladen en in restaurants zijn weinig lege tafels te vinden. Vrijwel alle Nederlanders hebben een dak boven hun hoofd en ook de dagelijkse files op de wegen vormen een bewijs van Hollands welvaren. En toch vinden velen het klaarblijkelijk nodig om middels schelden en tieren een stuk ongenoegen te uiten.

Dat ongenoegen vertaalt zich in de meeste gevallen tot een simpel ergens tegen zijn. Nu is dat niet iets nieuws, want wat is er leuker dan een ander eens lekker dwars te zitten. U kent ze ongetwijfeld uit de raadszaal, degenen die elke verandering categorisch van de hand wijzen. Meestal werden daar in het verleden ook de nodige argumenten voor gegeven en dat is te billijken, want verandering om de verandering is een slecht principe. Maar om dan maar niets te doen, gaat voorbij aan het feit dat verbetering van een situatie een goede grond voor verandering kan zijn. Politiek zou er moeten zijn om de wensen van mensen zoveel mogelijk zien te realiseren.

In de éénentwintigste eeuw is de emotie een steeds prominentere rol gaan spelen in zowel politiek als dagelijks leven. Het chagrijn in de samenleving is inmiddels flink gecultiveerd. Reacties in dagbladen getuigen vandaag de dag van weinig nuance en misschien moeten we vaststellen dat er niet langer sprake is van boosheid, maar van haat. Ondanks al onze welvaart lijkt het erop dat niemand een ander nog het licht in de ogen gunt. Frustraties zitten kennelijk erg diep. Een rationele verklaring is echter ver te zoeken. Sportiviteit op de velden is veranderd in een potje schelden aan de zijlijn. Bedrijven en organisaties worden op alle mogelijk niveaus de maat genomen en politici zijn zakkenvullers en politiek interesseert de mensen niet. Met zo’n houding en mentaliteit moeten dingen vroeg of laat wel een keer spaak lopen.

Is het afgunst? Is het angst? Of is het puur sadisme? Ondanks onze welvaart en ons welzijn lopen veel Nederlanders te hoop tegen AZC’s voor vluchtelingen. Als boeren in het Westland geen aspergestekers kunnen krijgen en daar dan Polen voor inhuren, heet het dat er Nederlandse banen worden ingepikt. Als er met een land een associatieverdrag wordt gesloten of een overeenkomst voor visumvrij reizen heet het dat Nederland overspoeld wordt door buitenlanders, iets wat in het verleden al zo vaak door de feiten is gelogenstraft. Als banken door de Staat (moeten) worden gered, heeft elke Nederlander pien in de knip. En als Griekenland teveel geld van de Europese Unie krijgt, heet het dat Grieken lui zijn en hun economische situatie aan zichzelf te danken hebben (ook al heeft de Nederlandse exportsector deze situatie gestimuleerd).

Het interesseert ons Nederlanders geen barst dat er armoede heerst in grote delen van de wereld. Blijf in je eigen land en houd je armoede maar bij je. Het interesseert ons Nederlanders geen barst dat een aantal Oost-Europese landen in 2004 tot de EU toe wilden treden. Veel liever maakten wij deel uit van een kleinere club van West-Europese landen, waarin ons ons kent. Wat kan ons het schelen dat de bezetting in Oost-Europa na de Tweede wereldoorlog nog veertig jaar is doorgegaan en dat die landen ook bij de Europese familie wilden horen. Had je daar maar niet geboren moeten worden. En dan wordt er gezegd dat de uitbreiding van de EU in 2004 te snel is gegaan. Hoezo te snel gegaan? Welke Nederlander heeft er persoonlijk nadeel van ondervonden? Geen een. Welke Nederlander heeft er persoonlijk nadeel van ondervonden dat Griekenland financieel moest worden ondersteund? Geen een. Welke Nederlander had persoonlijk nadeel ondervonden van de Europese Grondwet in 2005? Geen een. En welke Nederlander zou persoonlijk nadeel hebben ondervonden van het associatieverdrag met de Oekraïne? Geen een.

Waar komt dit egoïsme toch vandaan? Nederland is bevrijd door Amerikanen, Engelsen en Canadezen. Het oorlogskerkhof in Margraten telt duizenden gesneuvelde Amerikanen. Tijdens de slag om Arnhem hebben vele Poolse soldaten het leven gelaten. Erkenning voor hun rol hebben ze nauwelijks gehad. Van Nederlanders is nergens ter wereld een dergelijk vorm van opoffering terug te vinden. En in 1948 profiteerde Nederland voor de wederopbouw ontzettend van de Marshall-hulp. Wat vandaag te dag gebeurd is ten hemel schreiend. Tegen de kleinkinderen van de gesneuvelde Poolse soldaten zeggen we “fijn dat jullie grootvaders zo voor ons gevochten hebben, maar nu moeten jullie wegwezen” Tegen mede-Europeanen zeggen we ”Wij, Nederlanders konden rekenen op de Marshallhulp, maar jullie moeten nu je eigen boontjes maar doppen, want dat is al een eeuwigheid geleden”. Over ondankbaarheid gesproken.

En dat is nog niet eens het ergste. Het ergste is dat wij in Nederland niet alleen gehoord wensen te worden en daarom praktisch overal Njet op zeggen, maar ook dat om ons gelijk te krijgen er gelogen moet worden alsof het gedrukt staat. Het associatieverdrag met Oekraïne ging niet over toetreding tot de EU. Werd wel gesteld. De Europese Grondwet ging niet over inlevering van de Nederlandse cultuur en identiteit. Werd wel gesteld. De gevolgen van een Nexit (uittreding van Nederland uit de EU) was in opdracht van de PVV onderzocht door een onderzoeksinstituut in Engeland. Die gevolgen vallen wel mee, volgens de PVV. In het Engelse rapport staat echter heel wat anders. Daar staat dat een Nexit net zo’n crisis zou veroorzaken als de financiële crisis van 2008. Keer op keer blijkt dat we worden bedrogen en belogen door tegenstanders van de Europese Unie. En niemand komt daar tegen in het geweer. Het lijkt 1672 wel. Radeloos, redeloos en reddeloos. Waarschijnlijk sloeg Rene Paas als nieuwe Commissaris van de Koning in Groningen de spijker op zijn kop in het interview in Trouw van afgelopen zaterdag. De staat heeft haar taken aan de markt overgelaten en daardoor zijn de onderste klassen in de samenleving ontheemd achter gebleven. De enige manier om als ontheemde gehoord te worden in zo’n situatie is het opzetten van een grote bek. Dit is echter niet de door het CDA voorgestane samenleving.

Maar nu naar het thema van deze bijeenkomst. Wat geldt voor het land, geldt ook voor provincies en gemeenten. Nog altijd zijn veel gemeenten onvoldoende doordrongen van de impact van Europa op de lokale politiek. Dat is jammer want de betekenis van Europa voor gemeenten en provincies is zeer groot. Op de eerste plaats hebben gemeenten en provincies te maken met meer en meer noodzakelijke Europese regelgeving. Ten tweede kunnen gemeenten en provincies een beroep doen op een aantal Europese subsidieregelingen. 

Europese wet- en regelgeving is van uitzonderlijk groot belang voor gemeenten en provincies. Europees recht gaat boven nationaal recht en derhalve kunnen Brusselse richtlijnen grote gevolgen hebben voor de lokale en provinciale politiek. In eerste instantie valt te denken aan de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de Kaderwet waterbeheer.

Daarnaast blijken gemeenten evenmin voldoende kennis te hebben inzake het mededingingsrecht, het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal en ook het Europees aanbesteden. Gemeenten zullen meer moeten investeren in kennis en opleiding van hun ambtenaren. En ook de politiek zal zich de Europese regels eigen moeten maken. Lokale en provinciale overheden hebben niet voor niets mogelijkheden om Europese conceptregelgeving van commentaar te voorzien. Een raadslid dat zijn of haar controlerende taak goed wil uitoefenen, dient zich in de materie te verdiepen. Daarnaast is gedegen kennis van wet- en regelgeving van groot belang voor het sneller kunnen laten verlopen van procedures.

Europese subsidieregelingen zijn een vak apart. Het vergt kennis en kunde om een geslaagd beroep op dergelijke regelingen te kunnen doen. Daar deze kennis op lokaal niveau veelal ontbreekt, zien gemeenten er vaak vanaf om te onderzoeken of er een beroep op dergelijke subsidiemogelijkheden kan worden gedaan. En zo blijven er miljoenen Euro’s op de Brusselse planken liggen, waar geen gebruik van wordt gemaakt. Men zal echter moeite moeten doen om geldstromen richting gewenste projecten te kunnen krijgen.

Tevens is het zo dat, indien voor een bepaald project nationale subsidie wordt aangevraagd, de Europese Commissie correct dient te worden geïnformeerd. Dat geldt temeer voor projecten waarbij zowel nationale als Europese subsidies in het geding zijn. Deze meldingsplicht geldt voor steun aan de landbouw en transacties met grond en gebouwen, maar ook voor andere beleidsterreinen als sociale volkshuisvesting, werkvoorzieningen voor gehandicapten, arbeidsbemiddeling en reïntegratie, onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening en het beheer van openbare infrastructuur.

De Europese Commissie is snel geneigd onderzoek te doen naar verboden staatssteun. Niet helemaal onlogisch, want het is één van haar kerntaken om een ordentelijk verloop van mededinging en handelsverkeer te waarborgen. Zodoende wordt elke ingediende klacht nader onderzocht en lopen decentrale overheden in dergelijke gevallen financieel gevaar, vanwege het mogelijk terugvorderen van onverenigbare steun. Bovendien kan een decentrale overheid bekend komen te staan als onbetrouwbare partner.

Feitelijk is Europa voor een deel binnenlandse politiek. Het is daarom zaak lokale afdelingen en gemeentelijke en provinciale CDA politici bewust te maken van de betekenis van Europa voor gemeenten en provincie en hen te stimuleren de Europese dimensie te integreren in de lokale en provinciale politiek en het lokale en provinciale beleid. Het zou een goede zaak zijn als het CDA zowel lokaal als provinciaal het initiatief op dit terrein naar zich toe weet te trekken.

Auteur: Bert-Jan Polman

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.