Raadslid Suzanne van Avermaete over de corona-crisis: "De mens is en blijf een gewoontedier."
Donderdag 3 september - GOES - De tijd waarin we op dit moment leven vraagt van iedereen bijzondere inspanningen waar we eerder niet mee bekend waren. Ik heb het natuurlijk over het COVID-19 (Corona) virus. Een virus wat ons allemaal in de greep heeft. De COVID-19 pandemie heeft niet alleen gevolgen voor onze gezondheid, maar ook voor werkgelegenheid, armoede, sociale contacten en onderwijs. De grote maatschappelijke effecten van de COVID-19 pandemie zullen niet gelijk verdeeld zijn over de samenleving en bestaande ongelijkheden in de samenleving kunnen hierdoor worden versterkt
Werk en sociaal leven zijn sterk verbonden
‘Corona is zo’n shock, dat het in één keer alles beïnvloedt. Je werk, er zijn mensen die het nu immens druk hebben, maar ook mensen die op hun werk nu juist niets kunnen doen. Je sociale leven, bijna iedereen heeft familie of vrienden en behoefte aan contact met anderen. Ik denk dat deze twee dingen niet los van elkaar staan’.
De versoepeling van de regels brengen nu verschillen aan het licht. Voor sommige kwetsbare groepen komt het sociale leven weer op gang, terwijl anderen juist steeds meer ongelijkheid ervaren. Bijvoorbeeld kwetsbare ouderen die nog steeds uit voorzorg thuis blijven, of mensen met een psychische kwetsbaarheid of verstandelijke beperking voor wie de zorg en dagbesteding maar mondjesmaat op gang komt.
Met de versoepeling ontstaat er tevens verwarring over de nieuwe regels. Organisaties varen hun eigen koers en zijn soms strenger dan de overheid. Zo ontstaan verschillen die niet altijd makkelijk met elkaar te rijmen zijn.
De lockdown, begin dit jaar is voor sommigen te rigoureus en te lang geweest, concluderen onderzoekers, en het gemis aan sociale contacten en de angst voor de buitenwereld waar een mysterieus virus rondwaart te groot. De overheidsmaatregelen waren eerst te sterk gefocust op het voorkómen van besmetting en chaos op de IC’s, terwijl andere vormen van veiligheid ook een plek in het beleid hadden moeten krijgen. Onderzoekers hebben dan ook een reeks beleidsaanbevelingen gericht op het faciliteren van sociaal contact, het bevorderen van het hebben van betekenis voor de samenleving, het begrijpelijk maken van regels, en het ontwikkelen van digitale zorg. Het CDA vindt dit positief en heeft hier al eerder aandacht voor gevraagd.
Opvallend is dat heel veel ouderen iets deden tegen het sociaal isolement en eenzaamheid. Ze zochten vooral contact op 1,5 meter en via digitale media, en zochten afleiding rond het huis en verder weg door bijvoorbeeld te fietsen, te tuinieren, of TV te kijken. De mentale gezondheid van deze groep veranderde tussen november 2019 en mei 2020 nauwelijks.
De situatie zorgt wel voor meer emotionele eenzaamheid
Velen maakten zich echter wel zorgen over de coronacrisis. In vergelijking met gegevens van voor de coronacrisis, constateren onderzoekers dat vooral emotionele eenzaamheid toenam. Een grote meerderheid noemde één of meer situaties die hen sterk geraakt heeft, zoals het verminderde contact met familie en vrienden, het stopzetten van vrijetijdsactiviteiten, het niet kunnen bezoeken van cafés, restaurants en winkels en het minder buiten kunnen bewegen.
Ouderen zonder de nodige hulp hebben het moeilijker
Ook keken onderzoekers specifiek naar ouderen die mogelijk extra kwetsbaar zijn, zoals ouderen die tijdens de crisis de nodige hulp niet kregen. Deze groep voelde zich geraakt doordat ze minder naar buiten konden om te bewegen, doordat noodzakelijke boodschappen moeilijk te krijgen waren, door financiële problemen, of doordat ze zelf ziek waren. Ook gaf meer dan de helft aan eenzaam te zijn. Zij hadden dan ook een slechtere mentale gezondheid dan ouderen die wel hulp kregen of geen hulp nodig hadden.
Onderzoekers bevelen dan ook aan in een crisis als deze gerichte hulp actief aan te bieden en deze ook te continueren. Het CDA juicht dit van harte toe.
Sociale situatie robuust genoeg
Daarnaast zoomde een onderzoek in op ouderen die aangaven door het verminderde sociale contact te worden geraakt. Hun situatie bleek gemiddeld niet direct zorgwekkend. Zij hadden wel een slechtere mentale gezondheid dan degenen die het contact hebben behouden of niet geraakt werden door minder contact, maar dit verschil was niet groot. Hun sociale situatie was robuust genoeg om twee maanden crisis te doorstaan. Zij zochten ook zelf relatief vaak contact met anderen om hun sociale situatie te verbeteren.
Op basis van dit resultaat adviseren onderzoekers ouderen te ondersteunen met heldere communicatie over wat je zelf kunt doen om contact te onderhouden, en hoe je daarbij om kunt gaan met de 1,5 meter maatregel.
Uit onderzoek weten we dat gedragsverandering meer vergt dan inzicht en goede bedoelingen, zeker wanneer bestaande gewoontes sterk zijn. Zeker in het begin kost het voortdurende zelfcontrole en concentratie om ons gedrag aan te passen.
Dus wanneer we in de supermarkt even worden afgeleid door een huilend kind of door onze ellenlange, wekelijkse boodschappenlijst, dreigt het gevaar dat we alweer schouder aan schouder naar de aardbeien in de aanbieding graaien. Of wanneer we voor het eerst in lange tijd weer een vriend of collega ontmoeten, moeten we de impuls onderdrukken om elkaar de hand te schudden. Bovendien zorgen onze oude gewoontes ervoor dat afstand houden ongemakkelijk aanvoelt. Het ‘hoort niet bij ons’ om met een grote boog om elkaar heen te lopen.
Waar een wil is, is weliswaar een weg, maar voor succesvolle aanpassing aan het ‘nieuwe normaal’ volstaan goede bedoelingen niet, en zullen we onze gewoontes ingrijpend moeten veranderen. In toenemende mate wordt het dan ook belangrijk om onze oude routines met nieuwe routines te vervangen en de openbare omgeving zó in te richten dat het de uitvoering van het gewenste gedrag ondersteunt.
Concrete plannen maken
Gewoontes worden gevormd wanneer we hetzelfde gedrag herhaaldelijk uitvoeren in een consistente situatie of omgeving. Het vormen van een nieuwe, efficiënte gewoonte kan dan ook versneld worden door een zo concreet mogelijk plan te maken, bijvoorbeeld: ‘wanneer ik thuis kom was ik mijn handen’ in plaats van ‘ik was mijn handen regelmatig’. In het geval van 1,5 meter afstand houden is het zaak om dat consistent te doen, dus met zo min mogelijk uitzonderingen, zodat je jezelf hierin traint en het op den duur als vanzelf en zonder na te denken gaat.
Pas nu de omgeving aan
Ook speelt de openbare omgeving in toenemende mate een belangrijke rol in ons gedrag. Dit is hét moment om de publieke omgeving - vanaf het eerste begin van deze nieuwe fase – zo in te richten dat het burgers herinnert aan de gewenste, nieuwe routines, en het uitvoeren daarvan faciliteert.
Denk hierbij aan het beschikbaar maken van zeepdispensers op vaste, logische locaties in de openbare ruimte, en duidelijke, herkenbare en opvallende instructies voor het handen wassen. Maar denk bijvoorbeeld ook aan het inrichten van kantoren zo dat mensen gemakkelijk, en als het ware zonder nadenken, 1,5 meter afstand van elkaar kunnen houden. Of duidelijk gemarkeerde aanwijzingen van het aantal aanwezige versus toegestane klanten bij de ingang van een winkel. Net als bij verkeersborden werkt dit het beste als de vormgeving van corona-gerelateerde aanwijzingen consistent is, liefst op nationaal niveau, zodat mensen deze op den duur op de automatische piloot kunnen volgen.
De mens is en blijft een gewoontedier
Zo lang er geen vaccin tegen het coronavirus is, blijft het naleven van coronamaatregelen van cruciaal belang om verspreiding binnen de perken te houden en kwetsbare mensen in onze samenleving te beschermen. Wetenschappelijke inzichten in het doorbreken van oude gewoontes en het vormen van nieuwe gewoontes kunnen bijdragen aan succesvolle gedragsverandering. De mens is en blijft per slot van rekening een “gewoontedier”.
Suzanne van Avermaete, CDA fractielid