CDA stelt vragen over heroverweging beleid eiwitnorm
Woensdag 5 augustus - MIDDELBURG - Statenleden Anton Geluk en Rinus van 't Westeinde hebben schriftelijke vragen gesteld over de eiwitnorm. Verschillende Provinciale Statenfracties en de Kamerfractie hebben vragen van gelijke strekking ingediend.
In het kader van het terugdringen van de uitstoot van stikstof, heeft de minister van LNV het initiatief genomen om een (tijdelijke) voermaatregel in te stellen, inhoudend dat vanaf 1 september tot 1 januari a.s. minder eiwitrijk krachtvoer gebruikt mag worden door boeren. Met deze (tijdelijke) maatregel wordt beoogd om ruimte te scheppen voor (woning)bouw.
Tijdens de behandeling van een kort geding, aangespannen door een aantal organisaties uit de agrarische sector, op 30 juli jl., verklaarde de vertegenwoordiger van het ministerie dat de methode van berekening van de in de maatregel gestelde eiwitnorm niet gedocumenteerd is. Deze zou “in het hoofd van één ambtenaar zitten, en deze was op vakantie”.
Deze verklaring roept de nodige vragen op bij de CDA-fractie, met name omdat de minister het voorstel van de agrarische sector om de uitstoot van stikstof te beperken “niet juridisch houdbaar” zou zijn en daarom niet uitvoerbaar. De vraag is nu of de maatregel van de minister (de “eiwitnorm”) wel juridisch houdbaar is, en zo niet, welke consequenties dat mogelijk heeft.
Van het college ontvangen wij graag(op korte termijn) een reactie op onderstaande vragen:
- Is het college op de hoogte van bovengenoemde verklaring tijdens de behandeling van het kort geding op 30 juli?
- Is het college (al dan niet in de overleggen rond het thema van de stikstofuitstoot in IPO-verband) geïnformeerd over de juridische onderbouwing van de eiwitnorm? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe luidde die onderbouwing? Op grond waarvan heeft de minister geconcludeerd dat het voorstel van de agrarische sector om stikstofruimte te creëren onvoldoende juridisch onderbouwd zou zijn?
- Als uit de gang van zaken tijdens de behandeling van genoemd kort geding geconcludeerd kan worden dat de juridische onderbouwing van de eiwitnorm ontbreekt, welke consequenties heeft dat dan? Wat betekent dit voor de ruimte voor (woning)bouw die met de norm beoogd werd te bereiken? Heeft dit ook gevolgen voor bouwactiviteiten in onze provincie? Zo ja, welke?
- Tijdens het kort geding merkte de rechter op dat het belangrijk is om pro actief draagvlak te creëren voor regelgeving, dit draagvlak is zeker ook noodzakelijk om de Provinciale gebiedsgerichte aanpak voor stikstof een kans van slagen te geven. Is het college bereid om (al dan niet in IPO-verband) de minister ertoe te bewegen om de (tijdelijke) maatregel rond de eiwitnorm te heroverwegen en op korte termijn te komen met maatregelen die mogen rekenen op draagvlak en tevens juridisch houdbaar zijn? Zodat de gewenste reductie voor dit jaar wel wordt bereikt