Kadernota Omgevingsvisie: handel in de geest van de nieuwe Omgevingswet!
Het opstellen van een nieuwe omgevingsvisie is niet hetzelfde als het slopen van een oude schuur om op die plaats een wolkenkrabber te bouwen. Het lijkt veel meer op het beklimmen van een berg, waarbij we nieuwe en weidse gezichten aanschouwen en onverwachte verbindingen ontdekken tussen ons uitgangspunt en zijn rijke omgeving.
Voorzitter, de bijdrage van het CDA richt zich op twee zaken: enerzijds een korte terugblik op het procesverloop omtrent de realisatie van de kadernota Omgevingsvisie, anderzijds de keuzeopties uit de voorgenoemde nota die wat het CDA betreft anders kunnen of moeten.
Ten eerste het procesverloop.
Gedeputeerde Staten hebben voorafgaand aan het opstellen van de kadernota Omgevingsvisie aan de hand van een discussienota gesprekken gevoerd met de verschillende stakeholders, zoals gemeenten en belangenorganisaties. Dit past bij het doel dat GS zichzelf gesteld heeft: handelen in de geest van de omgevingswet. De resultaten van deze gesprekken zijn verwerkt in de uiteindelijke kadernota Omgevingsvisie. Dit is bevestigd tijdens de Zicht op Beleid-bijeenkomst van maandag 20 november.
Op basis van de geluiden die Provinciale Staten hebben ontvangen van de verschillende stakeholders constateren wij echter dat er onvoldoende gehoor is gegeven aan de input die de verschillende stakeholders geleverd hebben. Voorzitter, hier gaat volgens het CDA iets verkeerd. Stakeholders hadden blijkbaar andere verwachtingen. Is de gedeputeerde het eens met deze constateringen van het CDA? Kan de gedeputeerde aangeven wat er in afgelopen weken is gedaan om stakeholders en de provincie weer op één lijn te krijgen?
Het CDA vindt het belangrijk dat er in het vervolg in de geest van de nieuwe Omgevingswet gehandeld gaat worden. Dit betekend procesmatig zowel het tijdig betrekken van alle stakeholders in de verdere planvorming als inhoudelijk decentraliseren waar mogelijk, centraliseren waar noodzakelijk. In de voorliggende kadernota Omgevingsvisie lijkt het omgekeerde van toepassing te zijn bij een groot aantal door GS verkozen keuzeopties. Dit is in ieder geval de perceptie van een groot aantal stakeholders, gezien de reacties van voorgenoemde op de discussie- en kadernota.
Voorzitter, begrijpt de gedeputeerde de perceptie van de stakeholders en kan de gedeputeerde schetsen hoe het vervolgproces eruit gaat zien?
Ten tweede wil ik ingaan op de inhoud van de kadernota Omgevingsvisie. Daar waar het CDA een toevoeging en/of vraag heeft, of wil afwijken van de door Gedeputeerde Staten verkozen optie, passeren deze onderwerpen kort de revue. Het CDA kan zich vinden in de keuzeopties van GS die niet worden behandeld in deze bijdrage.
Bij punt 1.2.1 (verblijfsrecreatie) heeft GS gekozen om de kaders van de kustvisie als uitgangspunt te nemen voor heel overig Zeeland. Hierbij gaat het concreet om randen van de Deltawateren en het achterland. Het CDA vindt dit met oog op de consequenties voor onder andere de toeristische sector geen verstandige keuze. Het verdienmodel van recreatieondernemers die niet direct aan de kust grenzen komt met het toepassen van de kustvisiekaders verder onder druk te staan en zetten veel ontwikkelmogelijkheden op slot. Wat het CDA betreft is het toepassen van de kustvisiekaders op de kust prima, maar voor het achterland een brug te ver. Het CDA blijft daarom bij keuze B.
Voor wat betreft jachthavens (1.2.2) is het CDA het niet geheel eens met de keuze van GS om het bestaande beleid aan te passen en het uitbreiden van het aantal ligplaatsen uit te sluiten. Landelijk is er minder vraag naar ligplekken door vergrijzing en minder interesse voor het bezitten van een boot, maar Zeeland heeft mede dankzij de vraag uit Duitsland en België naar ligplekken nog altijd wachtlijsten in verschillende jachthavens. Het CDA kan zich dan ook niet vinden in de keuze zoals deze nu voorlicht. Bij herontwikkeling en verplaatsing van bestaande jachthavens moet een geringe uitbreiding van ligplaatsen mogelijk blijven.
Ten aanzien van punt 1.2.3 (hotels) kiest GS voor een concentratie in stedelijk en toeristische gebieden (optie A). Het CDA kan zich hier maar gedeeltelijk in vinden. Met oog op een vitaal platteland vinden wij kleinschalige kwalitatief hoogwaardige hotels passen in niet-stedelijke kernen buiten het toeristische gebied. Deze helpen de middenstand versterken en dragen tegelijkertijd bij aan bijvoorbeeld het streven om de fietsprovincie van Zeeland te worden. Tegelijkertijd ziet het CDA dat het niet de bedoeling is om onder de noemer ‘hotels’ de ongebreidelde realisatie van verblijfaccommodaties voor arbeidsmigranten te faciliteren. Het CDA heeft daarom de voorkeur voor optie A (het huidige beleid handhaven) en vragen aan de gedeputeerde de toezegging om op weg naar versie 2.0 van de omgevingsvisie – in overleg met de stakeholders – nieuw beleid te ontwikkelen.
Voor punt 1.3, de verduurzaming van de landbouw, kiest GS voor optie C. Het CDA vindt dit met oog op de noodzakelijke verduurzaming en het toekomstbestendig maken van de landbouw een prima – zei het een wat ‘bescheidenere’ – keuze. Wij vragen daarom aan de gedeputeerde om in ieder geval het proces naar optie D in gang te zetten.
Voor de glastuinbouw (punt 1.4) kiest GS voor het peilen van draagvlak voor een beperkte uitbreiding van bestaande concentratielocaties. Zeeland hoeft wat het CDA betreft geen Westland te worden, maar vragen wel aan GS om – met oog op de nog mogelijk realiseerbare duurzame koppelingen met de industrie buiten de huidige concentratielocaties – ruimte te houden voor ontwikkelingen met het duurzaamheidaspect als voorwaarde.
Voor wat betreft de intensieve veehouderij (punt 1.5) kan het CDA zich vinden in de gekozen optie van GS, mits de gedeputeerde kan toezeggen om – door middel van generiek maatwerk voor de sector – ruimte te bieden aan verduurzaming wanneer dit een hoger aantal m2 vereist.
Voorzitter, het hoofdstuk (2) klimaatbestendige en klimaat neutrale samenleving beschrijft goed voor welke grote opgaven we staan. Ook wat betreft de door GS gekozen opties kan het CDA daar goed mee leven. Bij punt 2.3.1 (beschikbaarheid zoetwater) vraagt het CDA aan de gedeputeerde om naast de beschikbaarheid van zoetwater ook met name de aanvoer van zoetwater niet uit het oog te verliezen. Dit in het verlengde van de aangenomen motie van het CDA over het Deltaplan Zoetwater.
Op het vlak van duurzame energie (punt 2.4) hoort het CDA graag van de gedeputeerde waarom het aantal keuzeopties is beperkt tot het voortzetten van het huidige beleid (A) of het streven naar het verhogen van de duurzame energieproductie met een factor 2,5 (B). Het CDA vindt deze laatste optie erg ambitieus en zijn nieuwsgierig naar hoe de gedeputeerde hier uitvoering aan denkt te gaan geven. Daarnaast vragen wij de gedeputeerde om vooral op het vlak van de energietransitie stakeholders actief te blijven betrekken in het proces.
Voor wat betreft het hoofdstuk waardevolle leefomgeving verzoekt het CDA de gedeputeerde om bij agrarisch erfgoed (3.1.) – indien er financiële ruimte ontstaat – hulp bij asbestsanering alsnog mee te nemen in het pakket van optie C. Er ligt tenslotte nog steeds een enorme opgave. Ten aanzien van de maximale omvang van Nieuwe Economische dragers (punt 3.3.1) kan het CDA zich vinden in optie A (voortzetten van het huidige beleid). Wel vragen wij aan de gedeputeerde om de rood-voor-roodregeling hierin te betrekken.
Bij de toegestane functies van NED’s (3.3.2) heeft GS gekozen voor optie B, waarbij een bindende provinciale lijst bepaald welke functies zijn toegestaan. Het CDA kiest hier echter liever voor het rechtstreeks toestaan van een beperkte lijst met activiteiten (optie C), waar zonder lange procedures (zoals bestemmingsplanwijzigingen) uitvoering aan gegeven kan worden. Provinciale sturing is wat het CDA betreft daarom niet nodig en ongewenst op dit vlak.
In het stuk over de randen van de Deltawateren (3.4) heeft GS de keuze gemaakt voor het voortzetten van de huidige provinciale rol (A). Het CDA ziet hier echter graag dat er overeenkomstig het gehanteerde proces bij de totstandkoming van de Kustvisie, wordt gekomen tot een gezamenlijke visie per deelgebied. In andere woorden: wel het proces, maar niet de inhoud van de kustvisie voor de randen van de Deltawateren. Deze werkwijze kan ondersteunend zijn in het proces naar een omgevingsvisie 2.0. Wat het CDA betreft wordt er daarom gekozen voor optie C met wat tekstuele wijzigingen.
Ten aanzien van het stedenbeleid (4.2) kiest GS er nadrukkelijk voor om duurzame verstedelijking tot een prioritaire opgave te maken. Dit vertaald zich in onder andere de keuze voor het verlenen van voorrang voor woningbouw in stedelijk gebied. Gezien de demografische ontwikkelingen en urbanisatie snapt het CDA deze insteek, maar vragen wel aan de gedeputeerde om met oog op de leefbaarheid en ontwikkeling van kleine dorpskernen meer ruimte te bieden dan het maatwerk door middel van een hardheidsclausule in keuzeoptie B beoogd.
Voor wat betreft het ontwikkelen van agrarisch vastgoed kiest GS voor meer sturing door middel van de ‘ladder-benadering’ (B1). Het CDA is nog niet overtuigd van deze keuze op basis van de toelichting (‘er is nog geen probleem’) en speculatie over te verwachte problemen, zeker gezien het huidige beleid prima functioneert. Daarnaast wordt er niet duidelijk aangeven wat de gevolgen zijn van deze beleidskeuze voor met name de groep (agrariërs) die het betreft. Wij hopen dat de gedeputeerde hier wat meer toelichting op kan geven.
Ten aanzien van het saneren van agrarisch vastgoed (4.4.2) ziet het CDA geen meerwaarde in de keuze (B) van GS om extra beperkingen op te leggen ten aanzien van de huidige ruimte-voor-ruimteregeling. Het huidige beleid functioneert prima en heeft de voorkeur van het CDA. Daarnaast hoort het CDA graag van de gedeputeerde wat nu de norm is van de minimaal te saneren omvang.
In aanvulling op de vraag en opmerking om asbest mee te nemen bij agrarisch vastgoed (3.1) vindt het CDA het tevens nuttig om te verkennen welke mogelijkheden er zijn om een stimuleringsregeling op te zetten in aanvulling op de landelijke regeling voor asbestsanering.
Last but not least, verpaupering zoals omschreven in 4.4.4 is wat het CDA betreft vanuit veiligheids- en ondermijningsperspectief geen optie.
Voorzitter, u zult hebben kunnen concluderen dat er een aantal keuzes zijn voorgesteld door GS waar het CDA zich nog niet in kan vinden. Afhankelijk van de beantwoording van de gedeputeerde zal het CDA deze in de tweede termijn wel of niet amenderen.
Voorzitter, loslaten is moeilijk, maar het is onmogelijk om vast te houden aan iets dat niet is voorbestemd.