Haagse pophistorie verdient een museum
De stad van Anouk, de Golden Earring en Direct moet haar pophelden en -historie koesteren en in de etalage zetten. Het liefst in een popmuseum, zo betoogt CDA-raadslid en fervent popliefhebber Michel Rogier in een opinieartikel dat gepubliceerd is in AD Haagse Courant op de Dag van de Haagse Geschiedenis
Haagse pophistorie verdient een museum
De stad van Anouk, de Golden Earring en Direct moet haar pophelden en -historie koesteren en in de etalage zetten. Het liefst in een popmuseum, zo betoogt CDA-raadslid Michel Rogier.
Cultureel Den Haag mag trots zijn op haar toppers als het Residentie Orkest en het Nederlands Dans Theater. Zij reizen de hele wereld rond en de hele wereld komt naar Den Haag om ze te bewonderen. Het stadsbestuur pronkt terecht met deze talenten. Waar het stadsbestuur en dan met name onze cultuurwethouder wat mij betreft ook wat meer trots over mag uitstralen is de Haagse popcultuur.
Dat de popcultuur in Den Haag leeft behoeft geen verdere uitleg. Kijk alleen al naar het muziekaanbod in onze stad de komende zomer: concerten van de Golden Earring, Bruce Springtsteen en Marco Borsato, plus muziekfestivals als Night at the Park, Kaderock, Parkpop en nog veel meer.
Zonder subsidies maar vanuit Haagse Krach -toen nog zonder t- hebben Haagse muzikale avonturiers vanaf de jaren ‘60 langzaam de wereld veroverd.
Johan Derksen trekt met de theatershow de Pioniers van de Nederpop, met louter Haagse bands, nog steeds volle zalen in heel Nederland. Deze bands zijn op hun beurt weer inspiratiebronnen geweest voor de Haagse bands en artiesten van de afgelopen jaren zoals Kane, Di-rect en Anouk, en deze zijn op hun beurt weer inspiratiebronnen voor de jeugd van nu. Onze wethouder van Cultuur moet deze culturele geschiedenis erkennen en koesteren.
Den Haag Popstad nummer 1 is vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw ontstaan vanuit de kelders, de kroegjes en de pleinen in wijken als Moerwijk en het Zeelheldenkwartier. Zonder subsidies, maar met Haagse Krach en de gezonde Haagse bluf.
De geschiedenis van Popstad Den Haag wordt nu door de helden en liefhebbers van toen verteld in tijdelijke tentoonstellingen en lezingen in het Haags Historisch museum en in de nieuwe Rocktour die langs historische plekken van het ontstaan van Den Haag als popstad. En sindskort lezen wee de songtekst van Q65’s ‘The Life I Live’ op één van de Haagse gevels. Het zijn prachtige initiatieven die wederom vanuit de stad zelf zijn ontstaan.
Maar wanneer komt het besef van het stadbestuur dat we hier cultureel erfgoed in handen hebben en dat we dit cultureel erfgoed moeten omarmen en koesteren? Ik vind, en met mij vele andere popliefhebbers, dat de gemeente Den Haag een plek moet geven waar bezoekers kunnen zien dat ze in de stad van Venus en Radar Love zijn, dat Den Haag Popstad nummer 1 is. Dat we onze jeugd kunnen vertellen, laten horen en laten zien dat de geschiedenis van Den Haag als popstad teruggaat naar de jaren 1900. Hoe kan dat beter dan in een echt popmuseum?
Museum Rock Art in Hoek van Holland, met de grootste collectie over de Haagse Popmuziek, heeft al een aantal keer geholpen met tentoonstellingen en lezingen in de stad. De mensen achter het museum weten als geen ander dat Den Haag poppionier was en is, en ze willen dolgraag naar Den Haag verhuizen. Artiesten doneren hun spullen en instrumenten aan dit museum omdat zij weten dat het daar in goede handen is. Het museum, gerund door vele vrijwilligers, groeit uit zijn voegen en hebben hulp nodig voor een verhuizing naar Den Haag.
Mijn oproep aan wethouder Joris Wijsmuller van Cultuur: help Rock Art, onderzoek samen hoe we dit popmuseum een plek kunnen geven in de bakermat van de vaderlandse pophistorie, Den Haag dus. Voor onze jeugd, als ondersteuning van de huidige particuliere initiatieven zoals de Rocktour en Grote Markt als Pop District, als eerbetoon aan de talenten van toen en inspiratiebron voor het talent van nu.
Reacties kunnen gestuurd worden naar [email protected]