12 januari 2017

Meer ruimte voor gebed

Opinieartikel CDA-woordvoerder religie Cees Pluimgraaff

Religieuze organisaties en het werk dat zij doen zijn van grote maatschappelijke waarde voor onze stad. Religieuze organisaties zoals kerken, moskeeën, tempels maar ook kleinere religieuze gemeenschappen, organiseren tal van vrijwilligers-activiteiten ten baten van Hagenaars. Bijvoorbeeld op het gebied van taal, integratie, zorg, koken voor de buurt, eenzaamheid, collecteren voor goede doelen en armoede. Met name kleine religieuze organisaties waarin minderheden zich verenigingen, zoals migrantenkerken, weten een doelgroep te bereiken en mee te laten doen die lastig te bereiken en te mobiliseren is. Ook het Haagse stadsbestuur spreekt de maatschappelijke waarde van levensbeschouwelijke organisaties uit in haar coalitieakkoord. In Den Haag hebben we echter te maken met twee problemen op dit gebied: leegstaande kerken en kleine religieuze organisaties die op zoek zijn naar ruimtes om hun diensten en vieringen te houden.

Leegstaande kerken
In Den Haag hebben parochies of kerkbesturen te maken met minder bezoekers. De grote kerkgebouwen worden te groot voor het gezelschap en te duur om te onderhouden. Parochies verhuizen naar kleinere ruimtes of kerkgenootschappen voegen zich samen in één gebouw. Kerkgebouwen in onze stad komen daardoor steeds vaker leeg te staan.
Net als veel Hagenaars vind ik dat kerkgebouwen thuishoren in ons stadsgezicht. De grote mooie monumentale kerkgebouwen zijn een stukje historie van onze stad en vertellen een verhaal. Vandaar ook dat ik de inzet van het beleid van de gemeente, om via regels betreffende de verkoop van kerken, kerkgebouwen waar mogelijk te laten staan in plaats van toestaan dat kerken worden gesloopt door een ontwikkelaar, steun. De uitwerking van dit beleid brengt veel parochies en kerkbesturen echter in de problemen: zij komen lastig van hun kerk af. Voordat zij de kerk aan een commerciële projectontwikkelaar mogen verkopen moeten zij hun kerk eerst een paar jaar te koop aanbieden aan religieuze en maatschappelijke instellingen. Het gebouw blijkt in praktijk echter vaak te groot en te duur voor religieuze en maatschappelijke instellingen. Het (financiële) voortbestaan van parochies komt in het geding omdat zij pas na enige jaren of helemaal niet van hun dure gebouwen afkomen. En dat vind ik zorgelijk. Naast dat kerken in ons straatbeeld blijven bestaan vind ik het ook belangrijk dat de kerkgemeenschappen blijven bestaan. Vandaar dat ik voorstel dat de gemeente, die de ambitie uitspreekt voor het behoud van monumentale kerken, zelf meer inzet moet tonen om kerken te behouden en om een geschikte invulling en gebruiker te vinden voor leegstaande kerken. Het kan en mag niet zo zijn dat alle verantwoordelijkheid hiervoor wordt neergelegd bij de parochies.

Kleine organisaties op zoek naar ruimte
Tegelijkertijd hebben kleinere, minder- georganiseerde, religieuze gemeenschappen moeite met het vinden van geschikte en betaalbare ruimtes om hun diensten en vieringen te houden en te bidden. De gemeente heeft op voorstel van het CDA vanaf 2004 flinke stappen gezet om religieuze organisaties te helpen bij het vinden van een plekje in onze stad. Ik ben erg blij met de inzet van het College hierop maar ik merk dat we er nog niet zijn. Het CDA zou graag zien dat de gemeente de kleinere religieuze gemeenschappen in kaart brengt en hen beter begeleidt bij het vinden van geschikte ruimte. De gemeente kan de kleinere instellingen, denk hierbij bijvoorbeeld aan de diverse migrantenkerken in Den Haag, helpen zich bijvoorbeeld beter te organiseren of een samenwerking tussen diverse kleine religieuze instellingen tot stand brengen zodat gezamenlijk ruimtes kunnen worden afgehuurd. Ik vraag het stadsbestuur in ieder geval meer inzet om de diversiteit aan religieuze instellingen, mede gelet op hun grote maatschappelijke waarde, een plekje te geven in onze stad. 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.