Boerenkaas
Vorige week woonde ik een commissievergadering bij in de Tweede Kamer en ging daarna nog even bij de CDA-fractie langs. Na elkaar te hebben begroet liep ik, op weg naar het station, door de Denneweg nabij het statige Lange Voorhout. Ik ken de uitbater van een grand café daar van vroeger, ik had nog genoeg tijd en besloot ook even langs te gaan.
Binnen was het rustig, de kastelein had maar één klant: een oude man die zwijgend achter zijn leeg kelkje zat. Ik plaatste een non-alcoholische bestelling en zei: ‘Geef die meneer ook wat.’
‘Je hebt er een te goed Kees!’, riep de kastelein professioneel. De oude glimlachte tegen me en salueerde aan zijn broze linkerslaap gelijk een militair die zijn commandant begroet. Hij kwam naar mij toe en zei: ‘Dank u wel meneer, maar als ik vragen mag, hebt u misschien belangstelling voor een lootje voor een stuk biologische boerenkaas van ruim een pond?’
‘Natuurlijk’, antwoordde ik, want ik dacht dat hij een grapje maakte.
‘Het kost maar een euro en de trekking vindt zaterdag plaats’, zei hij enthousiast. Ik legde het muntstuk op de tapkast en hij gaf mij een klein stukje karton waarop met de hand sierlijk het cijfer 25 geschreven stond.
‘Kijk meneer, da’s een mooi nummer’, zei hij.
Na de euro in zijn zak te hebben gedaan zette hij zijn hoed op, deed z’n jas aan en verliet met een vriendelijk ‘goedemiddag heren’ het café. Door het raam zag ik hem het slot van een oude jaren vijftig fiets openen. Daarna verdween hij met het vervoermiddel uit het beeld.
‘Hoe oud is hij?’ vroeg ik aan de kastelein.
‘Zevenentachtig’
‘En fietst hij nog?’
De kastelein schudde het hoofd.
‘Nee’, antwoordde hij, ‘maar hij moet oversteken en het is hier een drukke straat. Nou denkt hij dat het verkeer iemand met een fiets aan zijn hand beter ziet dan iemand zonder fiets aan zijn hand. Aan de overkant bij die antiekwinkel zet hij ‘m tegen een lantaarnpaal op slot en morgen steekt hij er weer mee de straat over’.
‘Ja, ja, er zit wel wat in’, zei ik.
‘Ja, hij is bij de tijd hoor’, antwoordde de kastelein. Ik schat dat hij hier dertig lootjes in de week verkoopt. Da’s dertig euro. En hij komt elke zaterdagavond met een stuk biologische boerenkaas. Volgens mij is het nog elke week een aanbieding van de supermarkt ook. Nou, reken zelf maar uit’.
’En die trekking regelt hijzelf’, vervolgde de kastelein, ‘dat doet hij ook heel slim. Want als een klant soms zegt: ‘Ik heb al zo vaak een lootje van je genomen maar ’t is altijd een niet, kun je er donder op zeggen dat die zaterdag daarop de kaas wint. Dat bepaalt die ouwe zelf. Da’s toch slim? Want dan heeft hij zo’n man weer voor een paar maanden koest’.
Ik knikte en zei, veronderstellende wijs: ‘Hij was zeker vroeger in de handel?’
‘Nee, nee, hij was beroeps bij de huzaren. Daar trekt hij al eindeloos pensioen van. Ze hebben een dure aan hem. Het Regiment Huzaren van Boreel is een cavalerieregiment van de Landmacht. Eenheden van het regiment zijn belast met het uitvoeren van verkennings- en inlichtingentaken’.
Op eens zag ik de oude man aan de overkant van de straat. Hij zette zijn fiets op slot tegen de lantaarnpaal bij de boekwinkel en wandelde rustig weg. ‘Nou hoeft hij verder tot zijn huis niet meer over te steken’, zei de kastelein droogjes.
Ik liet mijn glas nog een keer vullen en zei tegen de kastelein: ‘Ik heb de huzaar een borreltje gegeven, maar ik heb ’t hem niet zien opdrinken’.
De kastelein knikte.
‘Ook daar is hij héél slim in’, zei hij. ‘Want hoe gaat het?’
‘Hij is oud en kras en hij krijgt bijna van iedereen wat. Maar hij drinkt er nooit meer dan twee per dag. Dus al die aanbiedertjes schrijf ik voor hem op’.
Hij wierp een blik op een blocnote naast de kassa en zei: ‘Eens kijken, - met die van u mee, heeft hij er nou 124 tegoed.’
De trekking heeft afgelopen zaterdag plaatsgevonden, ik denk dat mijn lootje met nummer 25 een niet heeft. De biologische boerenkaas zal ik dus zelf moeten kopen.