CDA-lezing
Ergens in de provincie zou ik voor de plaatselijke CDA-afdeling een lezing houden over het ontstaan van de partij en de aanloop naar de aanstaande verkiezingen. Om mij goed voor te bereiden nam ik de trein, maar dichtbij mijn bestemming dutte ik in, zodat ik in een volgend gehuchtje nog net op het perron kon springen. Medepassagiers gooiden mij mijn tas achterna en even later zat ik in een regionale autobus en berekende dat ik een half uur te laat bij mijn auditorium zou aankomen.
In de hal van het schoolgebouw waar de lezing zou plaatsvinden, stond het bestuur mij al met zorg-doorgroefde koppen op te wachten. ‘Ja ziet u, de trein, begon ik en ik improviseerde over vertraging. De voorzitter, een rijzige man met neergetrokken mondhoeken knikte maar eens zorgelijk en sprak: ‘Nou ja, hoofdzaak is dat u er bént. Ik had de mensen niet graag weggezonden.’ Ik volgde de voorzitter door enige donkere gangen naar de aula waar zowat vijftig mannen en vrouwen zwijgend bijeen zaten.
‘U moet daar maar achter dat lessenaartje gaan staan’, zei de voorzitter. ’Spreek wat luid er zijn een paar hardhorende bij.’ Hij wees naar de voorste rij, waar twee oude vrouwen al aan het indommelen waren. ‘Begint u meteen’, vervolgde hij, ‘of wilt u zich eerst nog even opfrissen?’ Ik koos het laatste en hij duidde mij hoe ik lopen moest om het privaat te vinden: ‘deze gang uit, die andere gang in en dan helemaal achteraan links. U vindt het gemakkelijk.’
Blijkbaar realiseerde hij zich niet dat alleen in de aula van de school licht brandde. Die eerste gang lukte mij nog wel, maar toen ik tegen een muur opliep begreep ik dat ik verkeerd liep. Omdat ik in het geheel niets zag, begon ik met mijn handen de muur af te voelen. Voetje voor voetje ging ik voorwaarts – de gang leek eindeloos. Ik dacht al aan opgeven, toen ik plotseling een ribbel voelde. Ja een deur! Ik stapte naar binnen, deed de deur achter me dicht en begon naar het lichtknopje te zoeken. Ha- daar was iets. Ik drukte en … Opeens kwam het duistere hokje in beweging en voelde ik dat ik steeg. Dit is een lift begreep ik en in een haastig reflexgebaar duwde ik voor de tweede keer op een knop. We stonden weer stil. Ik probeerde de deur te openen, maar het was duidelijk: de lift hing tussen twee etages. Moedeloos ging ik op de grond zitten en dacht aan mijn gehoor in de aula. De eerste rij zou nu wel helemaal slapen en de voorzitter zag ik voor mijn geestesoog nóg dieper verbitteren.
Misschien heb ik daar een kwartier gezeten. Toen hoorde ik voetstappen in de gang: een reddingsploeg, om me te zoeken. ‘Hier!’ schreeuwde ik. ‘In de lift!’ ‘Wat doet u daar dan?’ klonk het kribbig. ‘Hij wil niet meer!’ riep ik. ‘Dan moet u dat rode handeltje overhalen’, antwoordde de voorzitter gehaast. Gelukkig vond ik dat en een paar minuten later stond ik achter mijn lessenaartje en hief aan: ‘Dames en heren!’ Maar toen ik naar de tekst van de lezing tastte bemerkte ik dat ze me een geheel verkeerde tas uit de trein hadden nageworpen. Er zaten wat aantekeningen voor de renovatie van een gebouw in, maar die kun je moeilijk voorlezen. Ik heb toen vanuit m’n lange CDA-ervaring maar geïmproviseerd en vertelde dat het CDA na een langdurig proces van overleg tussen KVP, CHU en ARP op 11 oktober 1980 is opgericht. Eind jaren zestig van de vorige eeuw veranderden de maatschappelijke omstandigheden zodanig, dat samenwerking tussen de drie christelijke partijen wenselijk werd. Piet Steenkamp ontwikkelde de antwoordfilosofie. Volgens deze filosofie vormde niet het Evangelie het samenbindende element van de nieuwe partij, maar het politieke antwoord op de boodschap van het Evangelie. Ik lichtte toe dat bij de partijstandpunten van het CDA een viertal kernbegrippen een belangrijke rol spelen zoals Gespreide verantwoordelijkheid: Dit principe gaat uit van een grotere eigen verantwoordelijkheid, waarbij het individu meer verantwoordelijkheid neemt voor de maatschappij om hem heen. In laatste instantie, als de maatschappij er zelf niet meer uitkomt behoort de overheid uitkomst te bieden. Daarnaast Gerechtigheid: het principe van rechtvaardigheid, waarbij goede daden beloond worden en slechte bestraft. En als derde Solidariteit: het principe dat men dient te zorgen voor kwetsbaren in de samenleving. Het (Bijbelse) begrip naastenliefde ligt hieraan ten grondslag. En als laatste het Rentmeesterschap: het principe dat de mens goed voor de aarde waarop hij leeft moet zorgen. Dit komt in de praktijk neer op een goede zorg voor het milieu, maar houdt voornamelijk de plicht in de aarde in leefbare staat door te geven aan het nageslacht.
En na m’n slotopmerking dat het CDA veel waarde hecht aan het herstel van normen en waarden, kreeg ik zowaar een staande ovatie. Zo werd het toch nog een heerlijke avond. Alleen de voorzitter werd, in ruim één uur, tien jaar ouder.