Formeren is kalmeren
Met Tjeenk Willink is een geweldig brok parlementair geheugen binnengehaald. Met zijn adagium formeren is kalmeren noemt de informateur in zijn eindverslag het conclaaf in het kabinet exemplarisch voor de verknoping van de macht, met zijn eigen tegenmacht, de Kamer. Uit de notulen van enkele ministerraden bleek dat praktisch alle ministers klaagden over te kritische Kamerleden - de Rutte-doctrine bleek een Rutte III-doctrine, andere partijen waren net zo verantwoordelijk. Wat de huidige formatie zou moeten opleveren is meer tegenmacht en een betere scheiding der machten. Meer dualisme in plaats van monisme.
Vertrouwen en matiging
In zijn eindverslag beschrijft Tjeenk Willink de toeslagenaffaire als een exemplarisch voorbeeld van wat er misgaat als wantrouwen de relatie van de overheid met de burgers beïnvloedt. In dat schandaal hebben én de wetgevende én de uitvoerende én de rechtsprekende macht de goede trouw, dat allereerste beginsel van de rechtsstaat, geschonden. Dat is even onbegrijpelijk als onvergeeflijk. De logische consequentie is dat burgers hun vertrouwen in de rechtsstaat verliezen. Waar het vertrouwen rafelt, rafelt ook de rechtsstaat. De toeslagenaffaire is uitzonderlijk in zijn rampzalige gevolgen voor burgers, schrijft hij, maar geen uitzondering. Daarmee doelt hij op andere publieke diensten die mensen als klant en als kostenpost zien, overeenkomstig de normen van de bedrijfsmatige overheid. Zo sluipt dat wantrouwen in de bejegening van burgers. De democratische rechtsorde is juist gebaseerd op vertrouwen en matiging, schrijft Tjeenk Willink. De Tweede Kamer moet die les ter harte nemen, voegt hij daaraan toe, als het haar menens is met de wens om te breken met de heersende bestuurscultuur. Het kabinet zag de Tweede Kamer dus niet als nuttige tegenmacht, maar als lastige hindermacht en erkende met diepe schaamte hoe machteloos de individuele burger staat tegenover een overheid die hem met valse beschuldigingen achterna zit.
Permanente educatie
Op haar best is de democratie een lerend systeem. Een permanente educatie over het reilen en zeilen van de samenleving. In het debat over de kabinetsnotulen trok de politiek lessen die voor zowel de democratie als de rechtsstaat zo gek nog niet zijn. In dit licht bezien kende het debat over de kabinetsnotulen legio betekenisvolle momenten waarin de democratie als lerend systeem functioneerde. Het was, in de woorden van politici, een reinigingsritueel waarin het nodige vuil uit zowel de bestuurscultuur als de rechtsstaat is weggewerkt. Tot de humanistische traditie behoort vertrouwen in mensen. Het probleem waarop Tjeenk Willink doelt als hij de toeslagenaffaire beschrijft is een falende overheid die de mensen, de minst weerbaren in het bijzonder, juist steeds meer wantrouwt. Ook in het vreemdelingenrecht en de bijstandsregels bijvoorbeeld is wantrouwen de norm, niet vertrouwen. Het gevolg is, blijkt steeds weer, dat de overheid in de bejegening van burgers rechtsbeginselen als proportionaliteit en rechtvaardigheid nogal eens uit het oog verliest.
Humanistisch project
Democratie is een humanistisch project. Zij is gebaseerd op het vertrouwen dat de menselijke rede mensen ook tot redelijkheid kan brengen, dankzij de drang die zij op hen uitoefent om na te denken over hun onderlinge verhoudingen. Optimisme is ook een karakteristiek van de democratie: het brengt mensen die anders vreemden voor elkaar zouden zijn met elkaar in gesprek. Dat brengt over en weer klaarheid in hun relaties en vergroot de kans dat zij leren van elkaars fouten. In het notulendebat trok de Tweede Kamer haar les uit deze vermaningen, met een motie die de positie van burgers tegenover de overheid zowel in het recht als in de uitvoeringspraktijk moet versterken. De motie laat zich lezen als een kort programma voor de hervorming van de rechtsstaat. De overheid moet ophouden met het ingebeitelde wantrouwen, de sociale advocatuur moet weer op orde worden gebracht en de overheid dient alle discriminerende algoritmen uit haar computerprogramma’s te halen. Verder wil de Kamer dat uitvoeringsorganisaties en toezichthouders als de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman hun werk beter kunnen doen en dat maatschappelijke organisaties hun tegenmacht kunnen ontplooien. Wat in ieder geval nooit mag: die organisaties beoordelen op de mate waarin zij het kabinetsbeleid al dan niet steunen.
Betekenisvolle momenten
Het debat over de kabinetsnotulen kende betekenisvolle momenten. Vooral de bezwering dat Kamerleden vrij, ongebonden aan het kabinet hun werk moeten kunnen doen. Met die uitspraak, vastgelegd in de Handelingen van het debat, wordt de monistische praktijk gecorrigeerd die aan het Binnenhof heerst sinds premier Ruud Lubbers (1982-1994) Kamerleden uit de coalitie op zijn Torentje uitnodigde om ‘even met hen mee te denken’. Onze demissionaire premier zal zich moeten bekeren tot het dualisme en de controle overlaten aan de Tweede Kamer. Het praten over Kamerleden zal in de Trêveszaal niet gauw meer te horen zijn.