Hebben peilingen invloed op uw stemgedrag?
Hebben peilingen invloed op uw stemgedrag?
Nog een paar dagen en de verkiezingen voor de Tweede Kamer gaan beginnen. In de hitte van de verkiezingscampagne is er geen dag meer zonder opiniepeilingen. Zelfs met alle slagen om de arm en onzekerheidsmarges in acht nemend domineren rechtse partijen bovenaan de peilingen. Hoe komen ze tot stand, hoe betrouwbaar zijn ze en wat voor effect hebben ze op ons, de kiezers? Deze vraag komt steeds opnieuw op, vooral vlak ná verkiezingen: hoe betrouwbaar waren al die peilingen eigenlijk? Het antwoord verschilt nogal. In 2012 zaten de peilers er tussen de 18 en 24 zetels naast, bleek achteraf. In 2017 gaven ze een redelijk beeld van de werkelijkheid.
Representatief
Peilingbureaus proberen een goede doorsnee van de Nederlandse kiezers te bevragen, zodat het onderzoek zo representatief mogelijk is. Bureaus doen verwoede pogingen, maar echte representativiteit krijg je alleen bij een willekeurige steekproef, zonder uitval. Als bepaalde groepen niet meedoen of niet worden bereikt, dan trekken peilers het recht met wegingen, maar de vervuiling gaat er uiteindelijk niet uit. Men spreekt dan van een assumptie. Toch laat de daadwerkelijke verkiezingsuitslag zich moeilijk voorspellen. Twee of drie dagen voor de verkiezingen zijn er nog heel veel zwevende kiezers, dus hun uiteindelijke keuzen zijn moeilijk te overzien. Daarmee hebben de peilingen een niet te onderschatten invloed. Althans op de vele zwevende kiezers die uiteindelijk vaak strategisch stemmen. Maar dat effect is ook weer niet onbeperkt. Mensen stappen niet over van linkse naar rechtse partijen of andersom.
Harde cijfers
Over het algemeen zijn de steekproeven en de wegingen gebaseerd op harde cijfers van het CBS. Terugkerende ergernis onder politicologen: In elk kiezersonderzoek zitten foutmarges, maar daarover wordt in de media weinig bericht. De standaardopzet van een steekproef gaat uit van een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent. Dit betekent dat in vijf procent van de gevallen het onderzoek niet het resultaat oplevert dat overeenkomt met het populatiepercentage. De Peilingwijzer zou hierbij moeten ondersteunen. Juist om deze reden is de Peilingwijzer in het leven geroepen. De Peilingwijzer is ontstaan vanuit de kritiek op het feit dat peilingen iedere keer net andere uitkomsten hadden. Door met die Peilingwijzer een intelligent gewogen gemiddelde te geven, zie je heel goed wat je wel en niet met die peilingen kan. Dat betekent in de praktijk dat mediaredacties niet moeten berichten over een zetel meer of minder, omdat dit feitelijk niks zegt.
Het Bandwagon-effect
Is, gezien die complicaties, de invloed van peilingen niet groot in een land met zoveel zwevende kiezers? Over deze vraag buigen politicologen zich al jaren. De centrale term daarin: het bandwagon-effect. Dit houdt in dat kiezers de neiging hebben te stemmen op partijen die aan de winnende hand zijn. Cruciaal is dan wel dat journalisten alleen rapporteren over peilingen wanneer ze zeker weten dat die uitkomsten hard te maken zijn. Dat ging in het verleden wel eens fout: non-nieuws kan dan een selffulfilling prophecy worden. Daarnaast hebben de media en politici een belangrijke beïnvloedende rol: Het hele klimaat rondom campagnes wordt ook ingegeven door wat journalisten en politici denken dat de situatie is en wat eruit gaat komen. Die verwachtingen zijn meestal gebaseerd op de informatie uit peilingen. Conclusie: Peilingen bieden waardevolle informatie waaruit kiezers kunnen opmaken of partijen het goed doen. Ze bieden een bijdrage in het informatieproces, maar zijn geenszins leidend in de uiteindelijke keuze.