Honderd jaar
Laatst kreeg ik een bericht dat mijn oude KVP en (later CDA) decaan van de Leidse universiteit honderd jaar was geworden. Ik herinner mij hem als een aardige, enthousiaste en respectvolle hoogleraar die graag een politiek discours hield. Een decaan is naast hoogleraar hoofd van een faculteit. Hij heeft de algemene leiding en is verantwoordelijk voor het bestuur en beheer daarvan. Het woord decaan stamt af van het Latijnse decanus, dat hoofd over tien (man) betekent. De term is afkomstig uit de middeleeuwse kloosterorde. Een klooster was meestal georganiseerd in groepen van tien monniken, waarvan een decaan aan het hoofd stond.
Na zijn hoogleraarschap werd hij voor het CDA Tweede Kamerlid, een functie die hij met veel deskundigheid en toewijding verrichtte. Honderd jaar is een goede reden voor een felicitatie en een bloemetje. Als iemand honderd jaar wordt, spreken we van levensavond, wijsheid en vriendelijke ogen achter brillenglazen. Lieden die het een volle eeuw op deze aarde hebben uitgehouden worden behandeld met een zachte tederheid. Een algemene vraag is dan meestal ‘En, vertelt u mij nou eens hoe u honderd jaar bent geworden!’ Ik heb wel eens zo’n grijsaard in een tv-programma lollig horen zeggen: ‘Dat komt omdat ik altijd toiletzeep op mijn brood gegeten heb.’ Maar zulke grappige uitspraken komen echter zelden meer voor. De hoogbejaarde mannen en vrouwen laten het meestal bij wat schorre vaagheden, zoals hard werken, gepaste humor, veel lachen en af en toe een borreltje voor het slapen gaan.
Opgewekt ging ik op weg naar het hofje waar hij woont, nabij de Oude Varkensmarkt in Leiden. De hofjes in de sleutelstad zijn een voorbeeld van sociale zorg in de middeleeuwen. Het zijn dicht bij elkaar staande huisjes aan een gemeenschappelijke binnenplaats, bij testament gesticht door particulieren en bestemd voor arme, oude mensen. Wie nietsvermoedend een deur openduwt tussen twee huizen in een straatje, kan zo maar ineens in een prachtig hofje staan. En elk hofje heeft weer een eigen verhaal. Vele hofjes zijn van architectonische waarde en worden nog steeds bewoond. Leiden telt er 35, vrijwel allemaal in de binnenstad.
In gedachten zag ik hem al zitten in een leunstoel. Toen ik het straatje in liep had ik een feestelijke glimlach op m’n gezicht. Ik stapte langs de keurig aangeharkte tuintjes, wandelde het pad op richting het hofje naar de woning van de jarige. Voor de deur zat een man. ‘Wat moet u hier? ’vroeg hij argwanend. Ik boog voorover, want hij zat op een laag stoeltje.
Bent u de jarige opa? vroeg ik enthousiast.
Hij keek vinnig en zei: ‘Ik ben jouw opa niet!
‘Nee, nee, vervolgde ik, ‘Da’s zo bij manier van spreken. Ik kom u feliciteren met een bloemetje’.
‘U hoeft niet te praten’, zei hij. Ik versta geen woord’.
Ik legde er een schepje bovenop.
‘U was vroeger mijn decaan’, riep ik luid.
Nu grijnsde hij.
‘Ja, ik heb vroeger veel studenten begeleid, er waren ook rakkers bij,’ zei hij ondeugend.
Ik ging rechtop staan en vroeg: ‘Is er niemand thuis, een zoon of een dochter?’
‘Ik heb er wel een, maar die geef ik u niet ’zei hij streng. Hij keek mij aan, haalde een sleutel uit zijn broekzak tevoorschijn en stak hem direct weer kraaiend weg. ‘Ik hoef geen sleutel’, zei ik, ‘ik wilde alleen maar…’
‘Nee, ik geef ‘m niet af, ’sprak hij nu luid. ‘Ik heb u door’.
‘Het gaat om een felicitatie,’ hervatte ik, maar hij hield zijn hand op zijn broekzak en zei slim: ‘U wou de boel leeg gappen hè? ‘U denkt die ouwe man geeft mij die sleutel wel. Maar u kunt me nog meer vertellen!’
Ik boog mij weer en zei: Heus meneer, ik wou alleen ….’ Maar hij ging rechtop zitten en riep: ‘Vooruit, ga vort!’
Ik wilde mijn verzoek nog eens toelichten, maar hij begon zo’n kabaal te maken dat uit alle huizen van het hofje hoogbejaarde mannen en vrouwen met de handen bij de oorschelpen en wandelstokken kwamen aangestrompeld. Ik voelde mij omringd door een opgewonden menigte, hapte nog naar een paar woorden, maar vluchtte tenslotte het hofje uit. Toen ik het straatje uitliep, schreeuwde de jarige nog: ‘Dat zit u niet glad hè!’
Mijn oude decaan was niet meer zo aardig zoals vroeger, maar wel kras, héél kras. Nou ja, ik vond het toch leuk hem weer eens te zien en hoop dat hij plezier heeft gehad van de bloemen.