Jong klaartje
Laatst liep ik in de regen door bedrijvig Den Haag, dat de laatste tijd voortdurend open ligt, net als in Rotterdam, maar daar zie je er tenminste later de resultaten van. Ik kwam erg nat op het Buitenhof en zag daar een voormalig CDA-Kamerlid. Ik heb hem wel eens gesproken in het Haagse perscentrum Nieuwspoort, waar hij een graag geziene gast was. Onder een grote paraplu, -voor de kenners onder ons een zogenoemde Herenpreek-, marcheerde hij militairement over de straat, zeer doelgericht op pad. Een bon-vivant, met een ouderwetse zwier en welgestelde manieren. Wat ik in hem waardeer, is zijn onwankelbaar verlangen, zich elke dag te amuseren. Hij neuriet liedjes uit zijn jeugd en is altijd goed gehumeurd. Het leven duurt voor hem elke dag vierentwintig uur. Zo’n leven blijft boeiend, omdat je van iedere dag een avontuur maakt. Hij groette mij hartelijk en stelde voor aan de overzijde een grand café binnen te gaan.
Het was er warm en gezellig, Er waren veel mensen van middelbare leeftijd. De mannen wilden daar wel voor uitkomen, maar de vrouwen niet, dat kon je zien aan hun kleding en kapsels. Boven de tap hing een ingelijste spreuk: ‘De geheelonthouders hebben gelijk, maar alleen de drinkers weten waarom’. Ja, daar moest ik toch even over nadenken. Het was een grand café met muziek. Een jonge man achter een piano. Een oudere meneer met een viool. En een mooie lichtblonde dame die zong. Zij zong in het Frans en in het Engels over verloren liefdes. Na een kwartier werd ik er zo verschrikkelijk sentimenteel van, dat ik dacht: Als ik hier nou nog vijf minuten blijf zitten, komen onherroepelijk de waterlanders. Maar gelukkig ging het optreden over in een vrolijker jaren zestig genre.
Natuurlijk ging ons gesprek over de jaren tachtig waarin het CDA zo’n machtige positie had met het kabinet Lubbers I (1982-1986). Het CDA had toen 45 zetels in de Tweede Kamer. En Lubbers II (1986-1989) was zelfs met 54 zetels vertegenwoordigd. Ook het Kabinet Lubbers III (1989-1994) had eenzelfde aantal Kamerzetels. Dit kabinet was met een regeringsperiode van 1749 dagen ruim twee decennia lang het langstzittende kabinet in de parlementaire geschiedenis tot het kabinet-Rutte II in 2017 dit record verbrak.
Nu vinden veel parlementariërs het Kamerwerk te zwaar en hatelijke reacties op Twitter en Facebook zorgen ervoor dat Kamerleden mentaal in nood komen. Het parlement is een bizar theater van B-acteurs geworden. De problemen in Den Haag zijn vooral een cultuurprobleem: In Nederland geloven we heilig in de eindeloze vrijheid van meningsuiting, ook als die zich vermengt met haat en intimidatie. Er is weinig fatsoen in het parlement en je hoeft niet lang na te denken om te begrijpen door wie anonieme zolderhooligans worden geïnspireerd. Het is dan ook juist om de orde strenger te handhaven en minder tolerantie voor beledigingen en wanorde.
Terwijl wij de parlementaire herinneringen en grappige anekdotes ophaalden kwam een grote, zware man van middelbare leeftijd binnen, die al op de drempel met een diepe basstem riep: ‘geef me gauw een jonge klare, want daar ben ik wel aan toe. Hij ging dicht bij ons tafeltje zitten en dronk de borrel in één teug op. Hij leunde, enigszins ontspannen door de drank, achteruit en strekte zijn benen. ‘Ik heb een bouwbedrijf en zit tot mijn strot in het werk’, zei hij. En luider: ‘Zeg, kan ik nog wat te drinken krijgen, of is het hier een apotheek waar je met een recept moet komen?’
‘Ik ben onderweg’, riep de kastelein gehaast.
‘En geef die jongens ook wat’, zei de man op ons wijzend. ‘Werk genoeg’, vervolgde de man, maar de ene dag heb ik acht man en de volgende dag twee. Elke ochtend is het afwachten. Hoeveel komen er en waar zijn de wegblijvers? Opgekocht door een andere baas? Ik weet het niet, ik betaal toch een net salaris. Begrijpen jullie de wereld nog?’
Hij keek om naar de tapkast.
‘Ja ik kom al’, riep de kastelein gehaast.
Bij de tapkast stond een man die in zijn spiegelbeeld staarde en naast hem een norse reus met een versleten pet op. Terwijl de muziek weer ging spelen hoorden wij de kastelein tegen hem zeggen: ‘Ach Arie, het zijn moeilijke tijden. Neem nou die kroon die ik hier heb hangen. Daar zijn weer twee lampen van stuk. Zie je wel, daar links. Twee. Weet je wanneer ik die er nieuw ingedaan heb?’ Hij wachtte op een schatting, maar de pet had geen zin om te raden. Hij wees alleen op zijn kelkje. De kastelein schonk het vol en vervolgde: ‘Vijf weken terug heb ik ze er nieuw ingedaan. Daar heb je nou de grote concerns. Als ze willen kunnen ze een lamp maken die jáááren brandt. Maar nee, ze knutselen het met opzet zo in elkaar dat je na vijf weken nieuw moet kopen, gewoon om je op kosten te jagen. Dat is toch zeker schandalig? Hij keek met bijval vragende ogen naar de man. Die nam zijn laatste slok, legde het geld neer en vroeg koel: ‘Schenk jij dan een jong klaartje waar ik drie maanden mee doe?