Minister Hanke Bruins Slot: Restzetel voortaan alleen na halen van kiesdrempel
De versplintering van de Nederlandse politiek neemt niet alleen toe in de Tweede Kamer, maar is ook merkbaar in de gemeenteraad. In gemeenten met 31 of meer zetels is het aantal eenmansfracties na de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen aanmerkelijk gestegen. De gemeenteraadsverkiezingen verschillen van de Tweede Kamerverkiezingen omdat er bij de Tweede Kamer een kiesdrempel bij de restzetelverdeling is vastgesteld op de hoogte van de kiesdeler. Hierdoor komen partijen die geen zetel halen niet in aanmerking voor een restzetel. Bij de gemeenteraadsverkiezingen is dat wel zo, waardoor partijen die normaal geen zetel zouden krijgen toch in aanmerking kunnen komen voor een restzetel. In een brief aan de Tweede Kamer heeft minister Hanke Bruins Slot (CDA) van Binnenlandse Zaken laten weten dat politieke partijen die meedoen aan verkiezingen in gemeenten, provincies en waterschappen pas voor een restzetel in aanmerking komen als ze ten minste de kiesdrempel hebben gehaald. De minister wil dit in de Kieswet gaan opnemen om versplintering tegen te gaan.
Kiesdeler
Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen van maart hebben 89 politieke partijen in 75 gemeenten een raadszetel gekregen, dankzij een restzetel. Op basis van de kiesdeler – het aantal stemmen dat een partij voor een zetel moet halen – zouden zij niet in de gemeenteraad zijn gekomen. Nu bezetten -zeven maanden na de raadsverkiezingen- lokale partijen verreweg de meeste wethoudersposten. Bij de Tweede Kamer is het nu al zo dat partijen eerst de kiesdeler moeten halen, voordat ze voor een restzetel in aanmerking komen. Restzetels zijn zetels die na de verdeling van alle volle zetels over blijven. Na het bepalen van de kiesdeler wordt het aantal stemmen per fractie hierdoor gedeeld. De uitkomst hiervan (naar beneden afgerond) geeft het aantal volle zetels dat wordt toegewezen aan een partij. Vervolgens worden de restzetels verdeeld. Bij deze methode wordt gekeken naar het aantal stemmen dat over is van het totaal aantal stemmen na verdeling van de volle zetels. De partij met het grootste overschot krijgt bij deze methode de eerste restzetel, de partij met het op een na grootste overschot de tweede, enzovoort tot alle zetels verdeeld zijn. Deze methode werkt in het algemeen vooral in het voordeel van kleinere partijen. Elke partij kan hoogstens één restzetel krijgen volgens deze methode. Partijen die minder dan 75% van de kiesdeler hebben gehaald, komen bij deze methode niet in aanmerking voor een restzetel.
Versplintering
Bij een vorige herziening van de Kieswet in 1989 werd deze werkwijze ook voor gemeenteraden besproken, maar afgeschoten. Men vreesde toen dat kleine partijen relatief lastiger een zetel zouden kunnen bemachtigen. Die vrees is er niet meer, integendeel. Er zijn volgens de minister groeiende zorgen over de versplintering in de raad vanwege het toenemend aantal verschillende kleine partijen, waardoor de bestuurbaarheid onder druk komt te staan. Door die toenemende versplintering zijn steeds vaker meer partijen nodig om een nieuw college te vormen. Mede hierdoor duren de coalitieonderhandelingen volgens de bewindsvrouw steeds langer. In de gemeente Den Haag is vorige maand –als laatste gemeente in Nederland, zes maanden na de verkiezingen– een nieuw college gevormd.
Goede zet
Velen zijn enthousiast met de aangekondigde wijziging. Het is een goede zet in de strijd tegen verdere versplintering, die de bestuurbaarheid onder druk zet. Men vindt het bovendien niet uit te leggen dat een partij een zetel krijgt, als die op eigen kracht geen zetel heeft gehaald. Tijd dus om artikel P7 van de Kieswet aan te passen, zodat net als in de Tweede Kamer partijen niet in aanmerking komen voor restzetels wanneer hun stemcijfer lager is dan de kiesdeler.