Politieke representatie
Voormalig premier Cort van der Linden (1846-1935) zei ooit: ‘Het parlement moet de natie in het klein zijn.’ Kan ons huidige parlement dan wel functioneren zonder evenwichtige vertegenwoordiging van minderheden, die volop deel uitmaken van onze samenleving? En hoe divers zijn de decentrale vertegenwoordigingen zoals gemeenteraden en provinciale staten? Om maar eens dicht bij huis te blijven, de gemeenteraad van Lansingerland bestaat uit 33 raadsleden en 8 fracties. Daarvan heeft geen enkel raadslid een niet-westerse achtergrond. Ook de CDA-kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen 2021 telt geen personen met een niet-Westerse migrantenachtergrond.
Kleurloos parlement
Prof. Bert van den Braak, onderzoeker bij het Parlementair Documentatie Centrum (PDC), verbonden aan de Universiteit Leiden en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit Maastricht, constateert dat Nederland een kleurloos parlement heeft en dat achtergrond zwaarder zou moeten wegen bij kandidaatstelling. Dr. Daphne van der Pas, onderzoekster op het gebied van diversiteit in de democratische representatie aan de Universiteit van Amsterdam, voegt daaraan toe dat het moeite en geld kost om niet-Westerse migranten bij de politiek te betrekken. Zelfs het gegeven dat het parlement nooit een strikte afspiegeling kan zijn van de gehele samenleving, kan geen rechtvaardiging zijn voor de ondervertegenwoordiging in beide Kamers van leden met een niet-Westerse migrantenachtergrond. Ongeveer een kwart van de bevolking behoort tot de groep migranten, waarvan ruim de helft niet-Westers is. In het Nederlandse parlement is die bevolkingsgroep al jaren zwaar ondervertegenwoordigd.
Migratie-achtergrond
Afgezien van zij die in Nederlands-Indië (Indonesië) waren geboren, waren er in beide Kamers lange tijd nauwelijks leden met een migratie-achtergrond. Een eerste lid met een migrantenachtergrond was de PvdA'er Thanasis Apostolou in 1989. Daarna volgden er spoedig meer, zoals bij het CDA in 1992-1994 de Haagse Surinamer Ram Ramlal. In de Tweede Kamer was hij onder meer woordvoerder volkshuisvesting en minderhedenbeleid. Zijn aantreden als Kamerlid leidde in het CDA tot discussies over het christelijke karakter van de partij. In 1994 stond hij niet meer op een verkiesbare plaats. Het aandeel leden met een migratie-achtergrond steeg in de Tweede Kamer tot 13 in 2006, maar daalde daarna weer. In de Eerste Kamer is dat aandeel nog veel lager. In 2010 was er één lid met een Turkse achtergrond en in 2018 één met een Marokkaanse. Verder zat er in de PvdA-fractie 1999 en 2015 één lid met een Indonesische respectievelijk Surinaamse achtergrond. In de huidige Eerste Kamer heeft GroenLinks twee leden met een immigrantenachtergrond. Mei Li Vos (PvdA) heeft deels Chinese roots.
Twee verschillende opvattingen
Grofweg gezien zijn er twee verschillende opvattingen over representativiteit. De eerste is het afspiegelingsidee, ofwel beschrijvende representativiteit. Dit heeft te maken met het idee dat volksvertegenwoordigers een afspiegeling van de samenleving moeten zijn
in afkomst en opleidingsniveau. Het andere idee is meer inhoudelijke representativiteit. Dit heeft dan vooral te maken met de vraag of er wordt gehandeld naar de ideeën en standpunten van alle kiezers. Het is lastig te beoordelen of vertegenwoordigers dit goed doen en de twee vormen van representativiteit hebben ook met elkaar te maken. Om belangen te vertegenwoordigen moet je ook enigszins op je kiezers lijken. Deze representativiteit is niet alleen belangrijk voor mensen met een migratie-achtergrond, maar bijvoorbeeld ook voor lager opgeleiden. Uit onderzoek blijkt dat zij veel minder goed vertegenwoordigd worden in het parlement. Het beleid dat er wordt gemaakt komt dus meer overeen met de ideeën van hoger opgeleiden. Een opvallend punt is dat in de jaren negentig en begin deze eeuw vrouwen uit een etnische minderheid beter vertegenwoordigd waren dan mannen uit een etnische minderheid. Een belangrijke verklaring daarvoor was het instellen van de netwerken door de partijen. Zij richtten zich voor een deel speciaal op vrouwen. Dit leidde tot meer vrouwelijke participatie.
Concluderend
Concluderend kan je zeggen dat de vertegenwoordiging van mensen met een migratie-achtergrond in de Tweede Kamer in vergelijking met de regio redelijk goed is, hoewel dat aantal de laatste jaren is afgenomen. De Kamers werden ‘witter’ en de diversiteit stokte enigszins. Daar staat dan wel tegenover dat er twee fractievoorzitters zijn (Jesse Klaver en Farid Azarkan ) uit gezinnen van migranten en dat dit ook geldt voor de Tweede Kamervoorzitter. Op regionaal (provinciaal en gemeentelijk) niveau is er wel degelijk permanent sprake van zware ondervertegenwoordiging. Het is echter maar sterk de vraag of de huidige discussie over institutionele discriminatie tot wijziging gaat leiden. Mogelijk gaan partijen beter zoeken en de factor ‘achtergrond’ zwaarder laten wegen bij de kandidaatstelling. Gezien de huidige kleurloosheid van het parlement zou dat een wenselijke ontwikkeling zijn.