Raadsagenda
De huidige raadsagenda's zien er niet anders uit dan die van zo’n vijftig jaar geleden. Ook in de jaren zeventig was er dikwijls sprake van een (over)volle agenda en vergaderingen die soms tot middernacht duurden. Dat had toen deels te maken met ondoelmatig vergaderen en vooral lange spreektijden per fractie.
Er zijn in die vijftig jaar diverse stappen gezet om het plenaire raadswerk beter te organiseren. Dat gebeurde onder meer door het monisme te vervangen door het dualisme. Het dualisme is een politicologisch en staatkundig begrip waarmee men de taakverdeling tussen bestuur en volksvertegenwoordigers wil aanduiden. Het bestuur is er om te besturen, en de volksvertegenwoordigers dienen het bestuur te controleren. Op 7 maart 2002 trad de Wet dualisering gemeentebestuur in werking en sindsdien staan raadsleden onafhankelijker tegenover het dagelijks bestuur van burgemeester en wethouders. In een duaal stelsel zijn de taken strikt gescheiden. Met de invoering van de wet heeft de gemeenteraad een kader stellende en controlerende functie gekregen, het college van B&W een bestuurlijke- en uitvoerende taak. Met de nieuwe taken en bevoegdheden wordt de gemeenteraad geacht beter in staat te zijn om het bestuur te controleren en hun kiezers beter te vertegenwoordigen. Ook het instellen van raadscommissies zoals bijvoorbeeld Algemeen Bestuur of Ruimtelijke Ordening waarin agendapunten vooraf worden besproken dragen bij aan meer efficiënt vergaderen. Voordat de raad besluit, worden de meeste onderwerpen eerst in een raadscommissie besproken. De commissievoorzitter volstaat met het vaststellen welke (meerderheid)conclusies er zijn te trekken. Deze worden in het algemeen in de raad als hamerstuk afgedaan. Alleen waar twijfel over is, wordt in de plenaire vergadering behandeld.
Tweede Kamer
Hoe gaat dat in de Tweede Kamer? Ook daar zitten vaste patronen in, zowel door het gehele jaar, als waar het gaat om de wekelijkse planning. Nog steeds staan de begrotingsbehandelingen in de laatste drie maanden van het jaar centraal. Behalve de begrotingsbehandeling zijn ook de Voorjaarsnota en Verantwoordingsdag vaste parlementaire momenten, zoals dat ook geldt voor een jaarlijks debat over de Staat van de Unie. De plenaire begrotingsbehandeling neemt minder tijd in beslag dan in het verleden, mede omdat meer schriftelijk en commissoriaal gebeurt.
De Algemene Beschouwingen vinden nu direct na Prinsjesdag plaats. Dat is doelmatiger. Verder zijn er vrijwel altijd debatten voorafgaand en na afloop van Europese toppen. De Tweede Kameragenda kent wekelijks het vaste vragenuur (op dinsdag), gevolgd door stemmingen. Bij uitzondering (bijvoorbeeld vanwege spoed of voorafgaand aan een reces) wordt ook op andere dagen gestemd. Stemmingen kosten relatief veel tijd, vanwege een enorme toename van het aantal moties. Vrijwel dagelijks staan ook meerdere (soms wel zeven of acht) verslagen van Algemene Overleggen (AO's) op de agenda. Dat zijn feitelijk geen inhoudelijke debatten; doel is slechts het indienen van moties. Daarna geeft de betrokken bewindspersoon een reactie.
Dertigledendebatten
Sinds 2004 kan op verzoek van ten minste dertig Tweede Kamerleden een zogenaamd dertigledendebat worden gehouden. Dit soort debatten hebben als doel snel op de actuele gebeurtenissen in de samenleving te kunnen reageren. Daarnaast is het hierdoor mogelijk om met een minderheid toch een onderwerp op de agenda te zetten. Sinds 2011 heet een dergelijk debat een dertigledendebat; daarvoor was de benaming spoeddebat. Anders dan wel wordt gedacht, is het aantal gevoerde dertigledendebatten niet meer zo groot. Nog steeds worden er veel aangevraagd (deels met succes), waardoor er een lange lijst is. Maar tot het daadwerkelijk houden ervan komt het veel minder. Vaker worden meerderheidsdebatten gehouden; soms over een actueel onderwerp, soms over een beleidsthema. Het spreekt immers vanzelf dat de Kamer direct wil spreken over actuele onderwerpen zoals bijvoorbeeld recent de Kinderopvangtoeslagaffaire. Interpellaties zijn er nog zelden, omdat er voorkeur is voor een regulier debat waaraan direct alle fracties kunnen deelnemen. In het verleden waren er juist vaker onbeduidende debatten, omdat interpellatieverzoeken nauwelijks werden afgewezen.
Een interpellatiedebat is een van de oudste instrumenten van de Kamer, de laatste jaren is het echter in onbruik geraakt. Voor zo’n debat gelden specifieke regels. Zo is de interpellant de enige die van de zijde van de Kamer in de eerste termijn mag spreken. Hij mag niet worden geïnterrumpeerd. In de tweede termijn mogen andere leden zich in het debat mengen.
Wetgeving
Het aandeel wetgeving op de agenda is sterk afgenomen. In het verleden kon een hele vergaderweek in het teken staan van de behandeling van één omvangrijk wetsvoorstel. Tegenwoordig zorgen enerzijds wetgeving overleggen ervoor dat alleen de bespreking op hoofdlijnen en de afhandeling (voorstellen tot amendering) nog plenair plaatsvinden. Anderzijds is er gewoon minder wetgeving. Het komt geregeld voor dat er -afgezien van hamerstukken- slechts één of twee wetsvoorstellen op de weekagenda staan.
Spervuur aan interrupties
Het is de vraag of de plenaire Kameragenda echt te vol is. Nu hoeft ook niet alles plenair en belangrijke debatten vinden al vaak in commissies plaats. Als er al sprake is van overvol dan komt dat eerder door lengte en verloop van debatten. Een spervuur aan interrupties op het moment dat de beantwoording nauwelijks is begonnen, werkt ook vertragend. Bovendien zijn er nu eenmaal veel fracties, die een onevenredig aandeel in het debat mogen hebben. Erg democratisch, maar weinig efficiënt. Maar wie durft de vraag te stellen of het wel zo logisch is dat een eenling net zo veel ruimte krijgt als een lid van een fractie met twintig of meer leden? Dat zal ook niet veranderen. Plenaire debatten, zowel in de Kamer als de gemeenteraad, lijken helaas vaak meer in het teken van scoren te staan, dan in dat van een constructieve gedachtewisseling.