08 maart 2024

Vijf euro

Vorige week bezocht ik Perscentrum Nieuwspoort in Den Haag om het laatste nieuws te vernemen rond de kabinetsformatie. Helaas heerst nog steeds de cultuur van beslotenheid. De aanwezige journalisten hoorden van de hoofdrolspelers in de formatie een paar nietszeggende uitspraken zoals: ‘Het was een goed en constructief gesprek’.

CDA-fractievoorzitter Henri Bontenbal verwoordde dat goed in zijn brief aan informateur Kim Putters. ‘Een goede verkiezingsuitslag behalen betekent ook een grote verantwoordelijkheid voor het bestuur van ons land. Het doen van beloftes aan de kiezer in een verkiezingscampagne moet gepaard gaan met de moed om verantwoordelijkheid te nemen en de wil om de gedane beloftes daadwerkelijk waar te maken. Voor een stabiele regering is een gemeenschappelijk kader nodig en is eenheid van kabinetsbeleid een randvoorwaarde voor een stabiele regering’. 

Sinds de verkiezingen zijn er ruim honderd dagen voorbij en de formatie, zo lijkt het, is nog helemaal nergens. Over twee weken moet het eindverslag van de nieuwe informateur klaar zijn. De meest genoemde en minst begrepen vorm is het extraparlementaire kabinet. Het is een term waar iedereen een ander beeld bij heeft, vandaar dat Putters zo ongeveer alle Nederlandse bestuurskundigen en politiek historici liet langskomen om zich te laten bijspijkeren.

Toen ik terug naar het centraal station liep kwam ik een jongeman tegen die zei: ‘Pardon meneer, heeft u voor mij vijf euro, ik moet met de tram naar Scheveningen een zieke vriend bezoeken en dat is best ver om te lopen.’ Ja, zoiets doe je natuurlijk en ik tastte in mijn broekzak. Daarin vond ik twintig euro die ik hem liet zien met het gebaar van iemand die zijn goede wil heeft getoond, maar dat te veel geld vindt voor een enkeltje Scheveningen.

‘Misschien wil iemand hem wisselen’, zei de jongeman praktisch en hoewel ik niet direct zag wie, stemde ik in principe toe, want het was een heel geschikte jongeman.  ‘Hij misschien’, wees de jongen naar een voorbijganger.  ‘Pardon meneer’, sprak ik de leiding nemend, ‘deze jongeman is in moeilijkheden geraakt waaruit ik hem alleen kan verlossen als u zo vriendelijk bent mij even twintig euro te wisselen. De man keek ons verdacht aan, nam zijn half opgebrande shagje uit zijn mond en zei: ‘Sorry, ik heb het niet, misschien een ander’, en liep heel snel door.

Ik heb het niet - dat is menselijk, nietwaar? ‘Aan de overkant komt er nog een, ’waarschuwde de jongen behulpzaam en we staken enthousiast de straat over. Er liep een gezette man. Toen hij ons zag komen, bleef hij staan en toonde een angstige houding van iemand die op het punt staat door twee slechteriken te worden overvallen. Ik herhaalde kort mijn verzoek, maar de man begon zenuwachtig te lachen. ‘Nee, nee, nee, ’sprak hij haastig, ‘doet u maar geen verdere moeite meneer, want daar kan ik niet aan beginnen’.

‘Nou jongen ’zei ik, ‘wat jammer, ik heb het geprobeerd, maar nu moet ik naar het station, m’n trein vertrek dadelijk en ik wil op tijd thuis zijn’.

Er kwam een diepe teleurstelling in zijn ogen en toen zelfs zijn lip begon te trillen, verklaarde ik haastig dat we het nog een keer zouden proberen. Op de andere stoep kwam een grijs heertje licht bevend en steunend op een stok aangestrompeld.

‘Goedemiddag meneer’, sprak ik monter, mag ik u iets vragen? De zaak zit zo. Deze jongen…’ De oude man reageerde niet. Hij gedroeg zich alsof ik hem in het geheel niet had aangesproken en stapte langzaam woordloos verder. ’Meneer, meneer ’riep ik hem nalopend, ‘het gaat om het wisselen van twintig euro!’ En ik legde mijn hand vertrouwelijk op zijn arm.

De uitwerking zou men niet verwachten. De grijsaard werd vuurrood van woede, draaide zich behendig om en schreeuwde schor: ‘Ga je weg, lelijke schavuit’. Daarop ging hij nijdig verder en dreigde ons met zijn stok. Na een paar meter keek hij om en zei kortaf de politie te zullen bellen.

Zo’n man loop je natuurlijk niet verder na. Daar stonden we, met twintig euro en zonder resultaat. Ik besloot dan ook de zaak maar op te geven toen twee agenten vrolijk pratend aan kwamen lopen. Ik legde de situatie snel uit en na ernstig onderzoek van mijn biljet was de oudste wetsdienaar bereid tot wisselen. De jongen kreeg zijn vijf euro; bedankte mij heel hartelijk, wenste mij nog een fijne dag en ik rende naar het station waar ik hijgend op perron drie arriveerde. De trein reed nét weg. Over een uur gaat er wéér een, sprak de man aan het loket rustig.

Gebogen onder die tegenslag slenterde ik het station weer uit. Enfin, die jongen zat tenminste in de tram naar Scheveningen op weg naar zijn zieke vriend, dacht ik.

Maar nee. Hij stond op het stationsplein bij een snackkar waar hij een grote zak patat met mayonaise kreeg overhandigd in ruil voor de zo moeizaam verworven vijf euro.

Toen hij mij zag zond hij een klein lachje uit en liep weg. ‘Moet je niet naar je vriend?’ vroeg ik belangstellend. ‘Nee, meneer’, zei hij, ‘m’n vriend belde zojuist dat hij weer beter is, maar nog bedankt’ en liep haastig weg, genietend van zijn frietjes.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.