College volgt CDA. Geen startnotitie participatie.
Afgelopen raadsvergaderingen werd gedebatteerd over de Startnotitie Participatie in Pijnacker-Nootdorp. Het CDA heeft in de beeldvormende en oordeelsvormende vergaderingen een aantal kritische vragen gesteld aan wethouder Van de Gevel (sociaal domein). De CDA-fractie zette vraagtekens bij de toegevoegde waarde van het in de Startnotitie aangekondigde onderzoek naar de samenstelling van het bijstandsbestand. Woordvoerder Janno Meijer vroeg zich af of een startnotitie wel nodig was en pleitte voor een plan van aanpak.
Door Janno Meijer.
Vooropgesteld: het CDA streeft naar een samenleving waarin iedereen erbij hoort en zijn of haar steentje, binnen de beschikbare mogelijkheden, bijdraagt. Het CDA vindt het dan ook van groot belang dat de duur (hoe lang iemand werkloos is) en de omvang (hoeveel mensen werkloos zijn) van de werkloosheid wordt beperkt.
In de beeldvormende vergadering wordt allereerst voorgesteld om de door ons mede-ingediende en in november aangenomen motie Participatie apart van de Startnotitie te behandelen. Het CDA steunt dit voorstel, omdat er een duidelijk verschil bestaat tussen de incidentele maatregelen die in de motie zijn voorgesteld voor 2019 (om zo goed mogelijk gebruik te kunnen maken van het economische tij) en het structurele beleid dat middels een Startnotitie zou worden ontwikkeld. Naar aanleiding van onze vragen over welke maatschappelijke partners betrokken zijn, geeft de wethouder aan dat er een brede vertegenwoordiging aan tafel zit met de gemeente.
In de CDA-fractie stelden wij echter vragen bij de in de notitie aangehaalde dilemma’s (feitelijk geen dilemma’s, gezien de keuzes in het brede coalitieakkoord) en het door het college nodig geachte onderzoek naar de zogeheten “kaartenbak”. Wij stelden dan ook de vraag: “Wat zijn de antwoorden die u met die aanvullende analyse die u voorstelt, te weten wilt komen? En wat weet u nu nog niet van het Participatiebestand, waardoor u die analyse noodzakelijk acht?” De wethouder gaf daarop aan dat het ging om verdiepende vragen als: wat kan iemand wel/niet? Wat zijn iemands beperkingen? Wat is zijn/haar geschiedenis? Daarop vroegen wij ons af wat de meerwaarde van dit onderzoek was en of we voor deze vragen een Startnotitie moeten optuigen? Wij zagen deze vragen niet meteen als verdieping, maar meer als primaire vragen die je stelt aan mensen die aanspraak maken op een bijstandsuitkering.
In de oordeelsvormende vergadering werd als eerste de uitwerking van de Participatiemotie behandeld. Onze fractie was blij met de genomen maatregelen, maar we zetten – evenals een aantal andere partijen – vraagtekens bij de effectiviteit van de maatregelen en de mate waarin het om “nieuwe” maatregelen ging.
Meer spanning was er rondom de Startnotitie Participatie. Voor het CDA was er geen duidelijke aanleiding ontstaan in de beeldvormende vergadering om een verdiepend onderzoek naar de bijstand te starten. Derhalve pleitte het CDA ervoor om niet met een Startnotitie te komen, maar met een plan van aanpak met concrete beleidsmaatregelen die mensen helpen weer aan de slag te gaan voor de korte termijn én een beleidsnota met daarin kaders voor de langere termijn. Een meerderheid van de raad bleek daar meer voor te voelen dan voor een startnotitie