Wie het kleine niet eert: drie punten voor sterke kleine kernen
Hoek van Holland, Rozenburg en Pernis onderscheiden zich op een aantal punten ten opzichte van alle andere wijken en delen van de stad. Ze liggen te midden van het havencomplex en/of op grote afstand van de centrale stad en grenzen in ieder geval niet aan andere stadswijken. Het zijn echte dorpen, met trouwe bewoners en een sterke sociale samenhang.
Uit het recente rapport 'Toekomst kleine kernen Rotterdam' blijkt dat alle drie de kernen zich achtergesteld voelen door de gemeente. Dit kan deels komen doordat de gemeente de kernen als 'gewone' stadswijken benadert en niet als dorp en daardoor geen rekening houdt met de specifieke lokale omstandigheden van deze kernen. Hierbij komt dat de kernen niet hetzelfde absorptieniveau hebben als stadswijken bij problemen inzake leefbaarheid en het verdwijnen van voorzieningen. Het draagvlak binnen een kern is lager en drempelwaarden voor (vitale) voorzieningen zullen niet altijd worden gehaald. Voor de leefbaarheid van de kernen is het daarom van groot belang dat er voor hen een beleid op maat wordt ontwikkeld. Tegelijkertijd zouden de kernen nog meer dan nu kunnen putten uit het sterke maatschappelijk middenveld waarover ze beschikken.
De kleine kernen voelen zich dus maar matig vertegenwoordigd in Rotterdam. Naast efficiëntievoordelen kan schaalgrootte ook negatieve gevolgen hebben voor het gevoel van eigenheid. Daarbij speelt ook het niet kunnen aanspreken van een herkenbare bestuurder die bepaalde zaken met budget kan oplossen. De kleine kernen hadden eerst zelf ruimte in de deelraadstructuur, maar nu deze weg is, blijkt uit onderzoek dat de inwoners van Hoek van Holland, Pernis en Rozenburg behoefte hebben aan volksvertegenwoordigers die praktische problemen kunnen oplossen en die beslissingsbevoegdheid hebben op zaken die direct hun belevingswereld raken. Het huidige model kan dat in onvoldoende mate bieden.
Alles overwegende is het CDA Rotterdam van mening dat de inwoners van Hoek van Holland, Pernis en Rozenburg meer ruimte moeten krijgen om te kunnen beslissen over hun directe leefomgeving. Op dit moment spelen de gebiedscommissies van Hoek van Holland, Pernis en Rozenburg vaak een reactieve rol. De gebieden mogen adviseren op voorstellen die op hen afkomen of worden geconfronteerd met problemen tijdens de uitvoering. Dit zorgt soms onnodig voor spanningen tussen de gebieden en de Coolsingel.
In het evaluatierapport 'Een kwestie van kiezen' wordt geadviseerd om gebieden als proeftuin voor vernieuwende vormen van lokale democratie te nemen. Het advies is om ruimte te creëren binnen de gebieden om systematisch te experimenteren met nieuwe vormen van gebiedsdemocratie. Wat ons betreft zijn juist de drie kleine kernen uitermate geschikt om hierin het voortouw te nemen.
Concreet stellen wij het volgende voor:
- Het CDA wil in de kleine kernen Hoek van Holland, Pernis en Rozenburg dorpsraden instellen die 'vrij' kunnen beschikken over een dorpsbudget
- Elke dorpsraad wordt voorgezeten door een onderburgemeester, die zowel intern als extern als aanspreekpunt en boegbeeld van de kleine kern moet optreden
- Gemeente en dorpsraden moeten samen tot overeenstemming komen over een minimumniveau aan voorzieningen per kern om de leefbaarheid te garanderen
Dorpsraad met dorpsbudget
De gebiedscommissies zoals ze nu bestaan, zijn een goede methode om de afstand tussen burgers en het gemeentebestuur te overbruggen. Tegelijkertijd wordt de afstand tot dat gemeentebestuur veel groter gevoeld in de kleine kernen dan in de rest van Rotterdam. Hierdoor wordt het gevoel vertegenwoordigd en gehoord te worden beperkt. Om die reden volstaat het bestaande model hier niet.
Wat ons betreft maken we van de gebiedscommissies in de drie kernen dorpsraden. Deze zullen zich niet alleen in naam onderscheiden van de huidige gebiedscommissies, maar zullen gezien het bijzondere karakter van de kernen ook meer bevoegdheden moeten krijgen. Dit zou met name moeten worden vormgegeven door de kernen een aanvullend dorpsbudget van minimaal €500.000 te geven, dat ze naar eigen inzicht kunnen besteden. Hiermee kunnen de dorpsraden zelf prioriteiten stellen en worden de kleine kernen zelf mede verantwoordelijk voor de leefbaarheid. Zo kan er volop gebruik gemaakt worden van de kracht die uitgaat van de samenleving in de drie dorpen
Onderburgemeester
De leden van de dorpsraad moeten uit hun midden een voorzitter kiezen. Deze voorzitter zou wat ons betreft de titel van 'onderburgemeester' moeten dragen. Deze titel geeft enerzijds nadrukkelijk de eigenheid van de kernen aan, zonder daarbij verwarring te laten bestaan over de verhouding tot het gemeentebestuur. Hoewel de titel uiteindelijk niet de hoofdzaak is, kan dit wel bijdragen aan het versterken van de dorpsraad en daarmee hopelijk de participatie van inwoners in het bestuur van hun dorp. Deze onderburgemeester wordt immers het uithangbord van de dorpsraad naar de samenleving en tegelijkertijd het boegbeeld van het dorp naar buiten. Dit uit zich met name in de verhouding tot het gemeentebestuur. Daarnaast moet de onderburgemeester eindverantwoordelijke worden voor de besteding van het dorpsbudget en de verantwoording hiervan.
Minimum voorzieningenniveau
We kennen de berichten uit plattelandsgemeenten over voorzieningen die verdwijnen en daarmee de leefbaarheid van dorpen ernstig aantasten. Dit gevaar dreigt echter ook binnen onze eigen gemeentegrenzen wanneer het voorzieningenniveau van de kleine kernen nog verder krimpt. Lang zijn ook hier alleen maar voorzieningen verdwenen. Omwille van de toekomst van de kleine kernen kan en moet deze trend worden gekeerd. De gemeente heeft hier een rol te spelen door andere drempelwaarden te hanteren voor de kleine kernen dan voor de rest van de stad. Zo heeft het verdwijnen van de stadswinkel in Rozenburg een veel grotere impact voor bewoners dan wanneer dit in de stad gebeurt, waar een andere stadswinkel vaak een eindje verderop zit. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het buitenzwembad in Hoek van Holland of verzorgingstehuis het Havenlicht in Pernis. Mensen mogen niet langer het gevoel krijgen dat ze hun eigen dorp uit worden gedwongen door een gebrek aan basisvoorzieningen.
Een oplossing hiervoor kan worden gevonden door de dorpsraden in overeenstemming met de gemeente te laten komen tot een minimumniveau aan voorzieningen. Wat heeft een kern nodig om leefbaar en aantrekkelijk te blijven en wat kan de gemeente hierin betekenen? Op deze manier wordt voorkomen dat bewoners hun kern alleen maar verder achteruit zien gaan en kan de gemeente eerder een beroep doen op eigen verantwoordelijkheid van de samenleving in de kernen. De kracht hiervan wordt op dit moment immers onvoldoende benut.