Deze week is het perspectief-rapport over voltooid leven gepresenteerd. Uit het rapport van Els van Wijngaarden blijkt dat een groep van 10.000 mensen lijdt aan het leven. Niet omdat ze het leven afgerond of ‘voltooid’ vinden. En zeker niet in alle gevallen omdat men een hoge leeftijd heeft bereikt, maar omdat ze de zin van het leven niet meer voelen. Mensen kunnen immers lijden aan het leven. Het CDA vindt dat wij als samenleving de plicht hebben om na te denken over hoe we omgaan met mensen die zich eenzaam of overbodig voelen. Staat er nog iemand voor je op als je het niet meer ziet zitten?

Het rapport beschrijft dat er een kleine groep van mensen is die volgens huisartsen spreekt over een doodswens, bijvoorbeeld door verlies of een existentieel gevoel van eenzaamheid. Voor een deel van deze mensen is er een doodswens die komt en gaat. Naar eigen zeggen neemt de doodswens af als de waardering van anderen, humor of een gevoel van eigenwaarde groeit. Allemaal zaken die onderstrepen dat we voor ons geluk niet zonder een ander kunnen. Het zou veel te risicovol zijn om de optie van levensbeëindiging mogelijk te maken als een doodswens bij mensen zo in beweging is. Dat staat ook haaks op het idee van de christendemocratie, iedereen is tenslotte van waarde. Dat ben je niet alleen als je niemand tot last bent, maar er ‘zijn’ is genoeg omdat je mens bent.

De manier waarop we in ons land omgaan met mensen die zich op enig moment in hun leven afhankelijk, eenzaam of anderen tot last voelen is een keuze. Omgaan met de beperkingen van ouder worden is geen verantwoordelijkheid of keuze van de oudere alleen. Dat is een zaak van ons allemaal.

Mensen die lijden aan het leven vragen begrip voor hun situatie of een goed gesprek. Begrip krijg je van iemand en een gesprek voer je niet alleen. Niet de doodswens moet zozeer centraal staan, maar de vraag daarachter. Hebben we de zorg voor ouderen wel echt op orde? Is er naast aandacht voor de fysieke gezondheid ook aandacht voor zingeving? Zeker als je persoonlijke wereld kleiner wordt als je bijvoorbeeld niet zomaar meer even de fiets kunt pakken of je niet meer elke middag bij collega’s aanschuift. Of niemand hebt om mee te praten.

Daaraan gaat de fundamentele vraag vooraf of we als samenleving mensen niet teveel op zichzelf terugwerpen. We zijn collectief gaan geloven in zelfredzaamheid. Op eigen benen staan en niet leunend op anderen. Dat beeld is een miskenning van hoe we als mensen in elkaar zitten. We zijn van de wieg tot het graf afhankelijk van elkaar. Als je ongelukkig bent, licht depressief of simpelweg op hoge leeftijd bent, is jezelf redden een hele opgave. Die afhankelijkheid beantwoord inderdaad niet aan het moderne maatschappelijke verwachtingspatroon. En dan ontstaat druk.

In een vergrijzende samenleving zullen we vaker komen te spreken over de waarde van het leven. Over eenzaamheid en zorg. Er is medisch zoveel mogelijk. Maar een lang leven geeft ook nieuwe zorgen en uitdagingen. Als we ouderen met een doodswens bij willen staan is het ook aan de overheid om daarvoor oplossingen te bieden. Maar uiteindelijk is het de voornaamste plicht van onze samenleving zelf om met elkaar de kwetsbaren te beschermen.

Nu ook uit onderzoek blijkt dat we rond het vraagstuk van de doodswens te maken hebben met kwetsbare mensen, die in veel gevallen gebaat zijn bij aandacht en zorg, kan de enige conclusie zijn: een wet op voltooid leven heeft geen nut. We moeten stoppen met praten over voltooid leven en gaan nadenken over de zin van het leven.

Harry van der Molen
CDA Tweede Kamerlid

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.