Ons asielbeleid, maar zeker ook individuele beslissingen, laten niemand onberoerd. Ook mij niet als woordvoerder asiel. Ik ben geregeld aangedaan door wat ik zie en voorgelegd krijg. Het is een voortdurende zoektocht naar een humaan beleid. Mensen die vluchten voor oorlog en geweld, willen we een veilig heenkomen bieden. En er is ruimte voor reguliere migratie, zoals gezinshereniging en arbeidsmigratie.
Bij dit alles speelt draagvlak een grote rol. Dat zie ik afkalven door groepen jonge mannen uit Noord-Afrika die vanuit asielcentra onrust stoken. Maar ook door de ‘We Are Here’-groep, die keer op keer panden kraakt.
Vaak gaat het ook om individuele gevallen. Veelal kinderen die hier al lange tijd zijn. Een aantal is hier zelfs geboren. Zij hebben bij herhaling te horen gekregen geen vergunning te krijgen. Dat is zeer schrijnend. Deze kinderen, geregeld afkomstig uit relatief veilige landen, willen daar helemaal niet naar terug. Begrijpelijk, want na jarenlange procedures zijn ze hier geworteld en leven hun leven. Het kinderpardon bleek om verschillende redenen voor hen geen oplossing. Kan voor hen dan toch niet alsnog een uitzondering worden gemaakt? Een nieuw kinderpardon?
Maar wat doen we dan met kinderen die net weer buiten die regeling vallen? En is uitzetting van anderen dan nog wel gerechtvaardigd wanneer zij naar een nog lastiger herkomstland moeten terugkeren? Bovendien, zeggen we met een nieuw pardon eigenlijk niet dat weigeren te vertrekken en procedures stapelen uiteindelijk zal worden beloond? Sterker nog, dat kinderen dus als ticket door hun ouders kunnen worden gebruikt?
Afgewogen oordeel
Ons asielbeleid is opgebouwd uit regels die de toets der kritiek kunnen weerstaan, maar die af en toe in een individueel geval toch onbarmhartig lijken uit te pakken. Dan wordt daar eenzijdig en soms met weinig kennis van de echte feiten, een scherp oordeel over geveld.
Mijn stelling is dat we uiterst gevoelige zaken niet publiekelijk moeten aanvechten, maar in handen moeten laten van de rechter en de staatssecretaris. Alleen zij kennen alle details en maken een afgewogen oordeel. Ik vind dat we zuinig en zorgvuldig moeten omgaan met de discretionaire bevoegdheid van een staatssecretaris. Eerder heb ik zelfs vrij scherp gezegd dat we deze bevoegdheid moeten koesteren en niet moeten bezoedelen met partijpolitiek. Stilte is hier de kracht en een voorwaarde voor een zorgvuldige weging. Natuurlijk zijn er organisaties die wel van zich laten horen en kerken die zich over hulpzoekende mensen ontfermen. Waardevol, want een afwijzing op een vergunningsaanvraag hoeft niet te betekenen dat alle deuren gesloten blijven.
Het is mijn taak als Kamerlid om erop toe te zien dat de staatssecretaris zijn bevoegdheid serieus overweegt. Natuurlijk komt het voor dat ook ik aandacht vraag voor wat overkomt als bijzonder schrijnend, maar dan altijd achter de schermen. Zeker wanneer een kind zelf zijn of haar zorgen deelt, is het moeilijk een uitkomst te aanvaarden. Maar wat de bewindspersoon uiteindelijk besluit en wat ter toetsing aan de rechter wordt voorgelegd, kunnen wij niet bepalen.
Stapeling van procedures
Wat in elk geval moet gebeuren, is dat de duur en de stapeling van procedures opnieuw tegen het licht gehouden worden. Eerder dachten we dat rechtsmiddelen, zoals hoger beroep en nieuwe procedures wegens gewijzigde omstandigheden, het systeem rechtvaardiger zouden maken. Inmiddels weten we beter.
Maar we moeten realistisch zijn. Ook een strakkere en vlottere procedure zal schrijnende (grens)gevallen geven die om het maken van een uitzondering vragen. Dan is het zaak dat we beschikken over een discretionaire bevoegdheid die uitkomst kan bieden. Laten we daar dus zuinig op zijn. Een rechtvaardig systeem kan niet zonder.