18 juni 2024

CDA Hoogeveen raadslid Femke Koekoek stelt schriftelijke vragen over jeugdzorg.

Raadslid Femke Koekoek heeft schriftelijke vragen gesteld over de Jeugdhulpregio Drenthe (JHRD). Aanleiding hiervoor zijn door de raad ontvangen brieven over de JHRD, waarin wordt gesproken over een proces om te komen tot een gemeenschappelijke regeling voor jeugd. Naar aanleiding van de brieven stelt Koekoek de volgende vragen:

 

Over de brief van de JHRD

Onder het kopje ‘aanleiding’ wordt verwezen naar het rapport ‘Omarm de complexiteit’ uit 2022. Dit rapport is geschreven als evaluatie van de JHRD en omvat ferme conclusies en onder andere de aanbeveling om te kiezen voor een concreet toekomstscenario. Het rapport is in 2022 door het college slechts doorgeleid naar de raad, zonder reactie of duiding van het college, zoals dit in diverse andere gemeenten wel is gebeurd, zie hier bijvoorbeeld de reactie van het college van gemeente Emmen. Zoals gezegd wordt dit rapport nu als een aanleiding aangehaald voor de vorming van een GR Jeugd, vandaar de volgende vragen:

  1. Wanneer en door wie is dit rapport besproken?
  2. Wanneer en door wie is er een besluit genomen over (de conclusies en aanbevelingen in) het rapport? (Graag ontvangen wij dit besluit)
  3. Aangezien u ons niet eerder heeft geïnformeerd over een besluit zoals hierboven bedoeld, houden wij rekening met het ongebruikelijke scenario dat over dit rapport geen besluit genomen is. In dat geval luidt onze vraag: Waarom is over dit rapport geen besluit genomen en wat is uw reactie op of duiding van het rapport?

 

Een andere aanleiding voor de vorming van een GR Jeugd is het vormen van een ‘robuuste regio’. Dit is een term uit de Hervormingsagenda Jeugd waaronder blijkens de brief onder andere wordt verstaan dat een regio in staat moet zijn om passende hulp te organiseren voor álle hulpvragen in de regio. In de brief van de JHRD wordt toegelicht dat de bestaande 41 jeugdhulpregio’s zullen worden getoetst op robuustheid en dat op basis daarvan de definitieve indeling zal worden gemaakt door de minister.

  1. Is in uw opinie Drenthe van voldoende grote schaal om te voldoen aan de eis om passende hulp te organiseren voor álle hulpvragen en dus een robuuste regio te zijn?
  2. Inmiddels zijn de jeugdhulpregio’s getoetst. Wat zijn de resultaten van de robuustheidstoets voor de JHRD? Wij ontvangen graag het officiële document, bijvoorbeeld een verslag, rapport, brief of besluit van het ministerie. c) Wanneer wordt besloten of de JHRD definitief als Jeugdregio zal blijven bestaan?

 

In de brief van de JHRD wordt uitgegaan van een toekomstige wettelijke verplichting om te komen tot een GR Jeugd en een toekomstige wettelijke verplichting om bepaalde vormen van jeugdhulp regionaal in te kopen. Daarvoor wordt verwezen naar het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen en de bijbehorende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Het wetsvoorstel ligt op dit moment voor behandeling bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel is door de Afdeling advisering van de Raad van State voorzien van een zeer kritisch advies. Het wetsvoorstel is ingediend door een vertrekkend Kabinet bij een Tweede Kamer waar recent, net als overigens in de Eerste Kamer, een forse aanpassing van de zetelverdeling heeft plaatsgevonden en die recent ingestemd heeft met de vorming van een Kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB.

  1. Gezien bovenstaande lijkt de instemming met het wetsvoorstel en dus het van kracht worden van de genoemde verplichtingen met onzekerheden omgeven. In de brief van de JHRD staat desalniettemin: ‘Het ABO Jeugd heeft aangegeven het belangrijk te vinden om stappen te zetten vooruitlopend op het wettelijk kader’. Kunt u toelichten waarom u de wetsbehandeling op rijksniveau niet afwacht en daarmee het risico loopt zaken op te tuigen die achteraf niet hoeven of wettelijk anders worden vastgelegd?
  2. Het wetsvoorstel maakt zelf niet duidelijk welke zorgvormen verplicht regionaal zullen moeten worden georganiseerd, maar verwijst daarvoor naar een AMvB die bij ons nog onbekend is. Is bij u al bekend om welke zorgvormen het zal gaan naast de vormen die wel concreet in het wetsvoorstel genoemd worden?

    In de brief van de JHRD wordt het vervolgproces governance JHRD beschreven; met uw reactie op de brief van de JHRD hebt u ingestemd met dit proces. De eerste stap van het proces is ‘een oriëntatieronde waarin bij colleges wordt opgehaald wat politiek en bestuurlijk belangrijk gevonden wordt’. 
     
  3. .De oriëntatieronde staat gepland in Q2 en Q3, oftewel: 1 april t/m 30 september. Is al bekend wanneer het college van gemeente Hoogeveen aan de beurt is?
  4. Wat gaat het college van gemeente Hoogeveen bij deze stap meegeven als belangrijk?

 

De tweede stap van het hierboven genoemde proces behelst ‘een eerste uitwerking van thema’s en onderwerpen waarop Drentse gemeenten wel en niet willen samenwerken’. Volgens de omschrijving van deze processtap gaat deze samenwerking ‘mogelijk breder binnen het sociaal domein’ en zal ook nagedacht worden over ‘strategisch samenwerken, gezamenlijke beleidsontwikkeling en kwaliteitsbewaking op meer terreinen en beleidsdomeinen van het sociaal domein’. Hiermee preludeert de JHRD niet alleen op wetgeving, maar gaat de JHRD ook verder dan de wet. In uw brief aan de raad lijkt u hier anders tegenaan te kijken. Onderaan pagina 3 lijkt u te zeggen alleen de wettelijke verplichtingen te willen beleggen bij een nieuwe GR Jeugd.

  1. Waarom wordt dit proces breder ingestoken dan de voornoemde verwachte wetgeving?
  2. Wat is het standpunt van het college van gemeente Hoogeveen hierin? Over de betrokkenheid van de raad

 

In de brief van de JHRD staat: ‘De wijze waarop de gemeenteraden in het proces worden betrokken, is primair een verantwoordelijkheid van u als college’. In uw brief aan de JHRD zegt u: ‘In het ABO Jeugd gaat het college graag in gesprek hoe we onze gemeenteraden, zo gemeenschappelijk mogelijk, mee kunnen nemen in de ontwikkelingen’.

  1. Waarom hecht u in deze zo sterk aan ‘zo gemeenschappelijk mogelijke’ wijze van het meenemen van de gemeenteraden en volgt u niet de stelling van de JHRD dat het meenemen van de raad de verantwoordelijkheid is van het college?
  2. Wat is uw eigen standpunt over het meenemen van uw eigen raad? Wanneer, waarover en welke mate vindt u dat u de raad mee moet nemen in deze ontwikkelingen? (zie ook de hierop volgende meer concrete vragen)

 

In uw brief aan de JHRD stemt u onverkort in met de brief van de JHRD. Vervolgens stelt u in uw brief aan de raad: ‘De brief van de JHRD is enkel gericht op instemmen met de te nemen stappen om te komen tot een intergemeentelijke samenwerking. Het besluit in welke vorm ligt nu nog niet voor’. In de brief van de JHRD gaat het echter om meer dan processtappen. In de brief wordt bijvoorbeeld gesteld dat er slechts drie samenwerkingsvormen mogelijk zijn, wordt u verzocht in te stemmen met de noodzaak om te komen tot een intensievere samenwerking en wordt als vervolg voorgesteld dat er voorstellen aan de raad zullen worden voorgelegd om te kiezen voor een niet vrijblijvende vorm van intergemeentelijke samenwerking, via een GR, rondom jeugdhulp. Verderop in uw brief aan de raad zegt u: ‘De JHRD heeft haar brief gestuurd om het draagvlak te toetsen om de stappen te kunnen zetten richting de verplichte regionale samenwerking’.

  1. Waarom zwakt u het gewicht van de brief van de JHRD in eerste instantie af in uw brief aan de raad?
  2. Waarom is er een toets van draagvlak nodig voor een verplichte regionale samenwerking?
  3. Gezien het gewicht van de brief van de JHRD, het doel van de brief om draagvlak te toetsen, de impliciete besluiten die u hebt genomen met uw reactie op die brief en het feit dat bij de oprichting van een GR uiteindelijk instemming van de raad nodig is volgens de Wgr: Waarom hebt u de raad niet geconsulteerd voor uw reactie op deze brief?

 

In uw brief zegt u ‘de raad alvast in positie te brengen door hen te informeren’. Uit de diverse brieven zien wij voor de raad geen enkele andere positie dan de finale besluitvorming over het al of niet oprichten van een GR Jeugd.

Hoe wordt de raad volgens u door deze informatie in positie gebracht? Wat zou de raad volgens u met deze informatie moeten doen om daadwerkelijk een positie te krijgen in dit proces?

 

  1. Hoe gaat u bij de processtappen zoals bedoeld bij vragen 4 en 5 de raad consulteren om zodoende niet alleen de bestuurlijke, maar ook de politieke standpunten van gemeente Hoogeveen in te kunnen brengen in het proces?
  2. In het procesvoorstel van de JHRD staat: ‘Elke stap die na de oriëntatieronde gezet wordt kent een bestuurlijk go – no go moment waarin naast het ABO Jeugd, ook de afzonderlijke colleges worden betrokken’.

  1. Betekent dit dat u bij iedere stap een besluit kunt nemen en dat de raad pas bij de eennalaatste stap voor het eerst wordt geconsulteerd, dus op het moment dat de raad een finaal besluit moet nemen over het al of niet aangaan van een GR?
  2. Vindt u niet dat de raad juist bij de eerste, veel fundamentelere, processtappen geconsulteerd dient te worden?

 

In uw brief aan de raad refereert u aan een informatieavond van 9 april jongstleden. Niet iedereen is bij deze avond aanwezig kunnen zijn, maar er zijn van deze avond ook geen verslagen of opnames.

  1. Kunt u de daar gedeelde informatie schriftelijk met de gehele raad delen?

 

Algemeen

Uit de brieven ontstaat het beeld dat u hinkt op twee gedachten. U zet enerzijds in op versterking van de JHRD omdat u daartoe zelf de noodzaak ziet, anderzijds doet u dit omdat dit vanuit de Rijksoverheid wordt opgelegd.

  1. Welke gedachte prevaleert? Ziet u zelf de noodzaak van een GR Jeugd? Of doet u dit omdat we verplicht worden een GR Jeugd op te zetten?
  2. Wanneer u vooral zelf de noodzaak ziet, waarom redeneert u dan niet meer vanuit uw eigen motivatie in plaats van u te verschuilen achter rijksbeleid?
  3. Wanneer u vooral een verplichting ziet, waarom wacht u die verplichting dan niet af en doet u vervolgens alleen dat wat verplicht is geworden?

    Naar aanleiding van de brief van de JHRD hebben wij nogmaals het rapport ‘Omarm de complexiteit’ gelezen, waarover wij u onder punt 1 al een aantal vragen stelden. De inleiding van het rapport begint met de zin: ‘Het is schrijnend om te moeten constateren dat dit analyserapport maar heel weinig over de leefwereld van kinderen, jongeren, hun ouders en verzorgers gaat. Het rapport gaat vooral over de systeemwereld waarin de hulp aan jeugdigen en hun ouders is georganiseerd.’ Uit de brieven van 7 mei jongstleden maken wij op dat er in de afgelopen twee jaar niets veranderd is. Nog steeds ligt de focus op de systeemwereld en ontbreekt de analyse wat er mis gaat in de leefwereld van hen die onze hulp nodig hebben en hoe we dit kunnen verbeteren.
     
  4. Wat is uw analyse van wat in de hierboven genoemde leefwereld verbeterd moet worden en hoe gaat de voorgestelde structuurwijziging deze verbetering brengen?
  5. In de brief van de JHRD staat dat ‘het ABO Jeugd heeft besproken dat meer intensieve samenwerking noodzakelijk is om onze jeugdhulp goed te organiseren’. Kunt u ons een aantal concrete voorbeelden noemen van verbetering in de bovengenoemde leefwereld door deze ‘meer intensieve samenwerking’.

 

Op dit moment is de jeugdhulp in Drenthe georganiseerd op ten minste vier niveaus (gemeente, inkoopregio, jeugdhulpregio, 3 Noord).

  1. Hebt u zelf in beeld gebracht welke jeugdhulp u idealiter op welke schaal zou willen organiseren en welke structuren c.q. hoeveel niveaus daar dan voor nodig zijn?

    We hebben inmiddels ervaring met door het rijk verplicht gestelde intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zoals de RUDD. Welke lessen uit die verplichte samenwerkingen gaat u benutten voor de nieuwe GR Jeugd?

  1. Zoals gezegd is de Afdeling advisering van de Raad van State uiterst kritisch op het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg. Belangrijk punt van kritiek is dat het beter zou zijn om zeer specialistisch jeugdhulp niet te regionaliseren maar te centraliseren. De Afdeling uit deze kritiek omdat volgens haar gemeenten beperkt invloed hebben op de instroom, uitstroom en inkoop(voorwaarden) van specialistische jeugdzorg.

    Wat is uw reactie op dit specifieke kritiekpunt van de Raad van State?

  1. In het geval u het eens bent met het kritiekpunt: Wat gaat u ondernemen om de landelijke politiek ertoe te bewegen deze vormen van zorg alsnog te centraliseren?

    In de brieven wordt gerefereerd aan de Hervormingsagenda. In de brief van de JHRD wordt bijvoorbeeld gesteld dat ‘gemeente zich hebben te committeren aan de vastgestelde hervormingsagenda’. Vervolgens gaan de brieven vooral over een klein onderdeel uit de hervormingsagenda en wellicht zelfs het minst belangrijke onderdeel van die agenda. In de bijlage van uw brief van 17 oktober 2023 betreffende de hervormingsagenda jeugd hebt u een flink aantal veel wezenlijker opgaven en beleidsmaatregelen opgesomd, zoals eenvoudige uitvoering en inkoop, minder administratieve lasten, aanpak negatieve effecten marktwerking en verbeterd inzicht in het functioneren van het zorgstelsel door data en monitoring.

    1. Hoe gaat u in bovengenoemde ontwikkeling ervoor zorgen dat niet slechts de structuur van de JHRD wordt gewijzigd, maar ook hierboven genoemde wezenlijke opgaven worden gerealiseerd.
    2. Wanneer ontvangen wij een plan van aanpak voor alle genoemde opgaven en beleidsmaatregelen uit de bijlage van uw brief van 17 oktober 2023

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.