Deze opinie is gepubliceerd in de Trouw van 30-10-2019

In zijn boek ‘de meeste mensen deugen’ bestrijdt journalist en historicus Rutger Bregman het idee dat ieder mens geneigd zou zijn tot het slechte. Hij vreest dat het verkeerde mensbeeld leidt tot een selffulfilling prohecy: ‘Als we geloven dat de meeste mensen niet deugen, gaan we elkaar ook zo behandelen. Dan halen we het slechtste in elkaar naar boven’. Bregman legt terecht een vinger op de zere plek, want ook in ons politieke debat voeren negatieve mensbeelden te vaak de boventoon. 

 We zien dat bij zowel linkse als rechtse partijen. De manier waarop ze in de praktijk omgaan met het mensbeeld lijkt verdacht veel op elkaar. Oplossingen voor grote problemen in de samenleving worden gezocht buiten mensen zelf. Marktprikkels en voorschriften vanuit overheid als leidende principes om de samenleving langs te ordenen. Maar zolang wij, vanuit de kilte van de markt en de bureaucratie van de overheid, maatschappelijke problemen blijven oplossen, zien we iets heel fundamenteels over het hoofd: de kracht van de samenleving zelf. In de praktijk krijgen mensen niet langer de kans om er samen uit te komen. Echt maatschappelijk initiatief wordt vanuit de overheid zelfs actief tegengewerkt omdat het oneerlijke concurrentie zou zijn voor marktpartijen of omdat het niet tot achter de komma aan alle regeltjes voldoet, die zijn bedacht om misbruik of inefficiëntie tegen gaan. 

De dominantie van negatieve mensbeelden vindt zijn oorsprong in het liberaal kapitalistisch denken. Zolang iedereen maximaal de eigen vrijheid na kan jagen en de markt alle ruimte krijgt, levert dit in het liberale perspectief het hoogste maatschappelijk rendement op. Dat er ook mensen buiten de boot vallen door pech, eigen schuld of onrecht, is niet jouw schuld en niet jouw zorg. 

Maar wie draagt er dan nog zorg voor rechtvaardigheid? Dat moet de overheid dan maar oplossen, bedacht John Rawls in de jaren zeventig. Met zijn boek ‘A theory of justice’ legde hij de basis voor een nieuw soort liberalisme, dat uitgroeide tot een zeer invloedrijke politieke stroming. Ook in ons land. Steeds meer partijen betrachten een soort staatsliberalisme. Ieder voor zich en de overheid voor ons allen. Daarmee zijn door de loop van tijd negatieve mensenbeelden steeds dominanter geworden voor politieke besluitvorming.  

De markt is een goed ordeningsmechanisme, maar de overheid is hard nodig om met regelgeving ervoor te zorgen dat mensen geen misbruik maken van de situatie of van elkaar. Als je vertrekt vanuit die self fullfilling prophecy van amorele burgers, dan is elke belastingbetaler een potentiële fraudeur en schuilt er in iedere automobilist een snelheidsovertreder. Hoewel meer linkse partijen er soms nog wel op willen vertrouwen dat mensen van goede wil zijn, ontbreekt bij hen vaak het vertrouwen dat mensen het ook daadwerkelijk zelf (of samen) zouden kunnen. De overheid is dan hard nodig om er met regels voor te zorgen dat mensen niet de dupe worden van de situatie of van zichzelf. Wantrouwen en gebrek aan vertrouwen zijn twee kanten van dezelfde medaille, die leidt tot steeds meer regeltjes. 

Dat zien we ook in de zorg en het onderwijs, waar de deskundigheid en professionaliteit van verpleegkundigen en leraren ondergeschikt worden gemaakt aan regels, protocollen en toezicht. Maar wie herkent dit gevoel zelf niet ook uit eigen ervaring? Bijvoorbeeld bij het aanvragen van een vergunning, toeslagen of belastingaangifte. Niet voor niks constateerde de nationale ombudsman onlangs dat inmiddels ook de zelfredzame burger verdwaalt en vastloopt in de bureaucratie van de overheid. 

Wat nou als we niet de calculerende zelfredzame burger, maar de betrokken burger als uitgangspunt nemen. We zorgen voor ons gezin, we onderhouden relaties met vrienden, buren en collega’s, we dragen ons steentje bij via werk of vrijwilligerswerk en zijn actief in verenigingen, bij kerken of buurthuizen. De betrokken burger is doordrongen van zijn rechten en plichten in de samenleving. De plicht om rekening met elkaar te houden en zorg te dragen voor de zwakkere. Dit besef gaat niet alleen over wetten en regels, maar over normen en waarden. Wat gij niet wilt dat u geschiedt doe dat ook een ander niet. Het idee van wederkerigheid, dat we elkaar nodig hebben om echt iets voor elkaar te krijgen en om die reden een verantwoordelijkheid naar elkaar hebben, is het fundament van onze samenleving. Maar het is ook de intrinsieke behoefte aan gemeenschapszin, die juist nu veel wordt gemist.  

Als we erkennen dat het gemis aan gemeenschapszin een belangrijke verklaring is voor het grote onbehagen van deze tijd, ligt een betere toekomst in het verschiet. In de keuze voor een betrokken samenleving. Een overheid die betrokken burgers in verenigingen, zorgcoöperaties en bij vrijwilligerswerk niet tegenwerkt, maar juist de ruimte biedt. Waar de overheid en de markt weer ten dienste staan aan de samenleving. En normen en waarden leidend zijn. Het herstel van burgerschap en gemeenschapszin vraagt echt om een andere manier van denken: vraag niet wat je land voor jou kan doen, maar wat jij voor het land kan doen, zei Kennedy. Echte vrijheid is niet doen wat je zelf wilt, maar de vrijheid om te kunnen kiezen het goede te doen voor de samenleving.

Fractievoorzitter Pieter Heerma 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.