Gelooft u er nog in?

Wie vertelt dat hij of zij geregeld op zondag naar de kerk gaat, wordt meewarig aangekeken. De bijbel is in de boekhandel te vinden op de esoterie-afdeling. Moslims rekenen we collectief af op de daden van een handvol extremisten. De muziek van de Mattheuspassion vinden we fantastisch, maar snapt iemand nog waar het verhaal over gaat? We mogen niet meer stemmen in een kerk, liever in een sporthal of op straat. Wie snapt nog waar boeken, poëzie, schilderijen, beelden naar verwijzen als de verhalen uit de Bijbel je vreemd zijn?

Dit artikel gaat over de maatschappelijke meerwaarde van gelovig leven. Het is niet bedoeld als theologische of juridische verhandeling, de focus is gericht op de maatschappelijke betekenis van geloof en levensovertuiging. De afnemende kennis over en de verminderde tolerantie ten opzichte van gelovig leven hebben niet alleen betekenis voor kerken, synagogen, moskeeën en hun ‘inwoners’, ze  doen afbreuk aan het functioneren van onze samenleving als geheel. De Nederlandse samenleving heeft groot belang bij het op waarde schatten van mensen met een levensovertuiging en ook van organisaties die op dat vlak actief zijn. Als we niet uitkijken dan gaat er door onkunde en desinteresse té veel verloren.

Want er lijkt sprake van groot onbegrip, soms zelfs angst voor de rol van religie en geloof in onze tijd. Geloofsschaamte bij hen die tegen de tijdgeest van individualisme en rationaliteit in moeten uitleggen waarom zij ‘er nog in geloven’. Gelovigen die bovendien afgerekend worden op uitwassen, of op moeten opboksen tegen gedateerde beelden over kerk en religie. Beelden van hen die zich ‘bevrijd’ hebben van hun geloof en tegelijkertijd vast zijn blijven zitten in boosheid, in trauma’s die ze – soms goed te begrijpen – in hun verleden hebben opgelopen.

Religiestress bij overheden, in het publieke en politieke debat. De vrijheid van onderwijs, voltooid leven, medisch-ethische zaken, de programmering van de publieke omroepen, moskee-bouw: we worstelen wat af met elkaar over de thema’s geloof en politiek. Steeds vaker klinkt het adagium dat ‘geloof enkel een privézaak is’, dat de scheiding van Kerk en Staat een absolute is.

De groeiende onbekendheid met jodendom en christendom, de focus op de extremen in de islam, de verminderde vertrouwde omgang met geloof door grote groepen binnen onze samenleving dreigen geloof en levensovertuiging als rariteiten naar de buitenkant van de maatschappelijke discussie te drijven. We leven in een neo-liberale samenleving waar geloof tot een privézaak is gemaakt. Ten beste krijgt het geloof huisarrest, achter de voordeur. En dat is niet alleen jammer, het is volstrekt ongewenst en een ontkenning van de maatschappelijke werkelijkheid.

Hoewel nog slechts 31% van de Nederlanders zichzelf duidt als ‘spiritueel’, durf ik te stellen dat ieder mens een natuurlijk kompas op zingeving, op betekenis heeft. Ieder mens komt in zijn leven momenten tegen die schreeuwen om een duiding of een concept waartoe het leven dient, waar het toe leidt, waarom het is. Een levensovertuiging – ook als die inhoudt dát er geen hogere macht is – geeft daarbij structuur en betekenis en moet daarom gezien worden als geestelijke zuurstof. Niet alleen in het persoonlijk leven van mensen, ook in de samenleving.

Religie – in ons land van oudsher het Christendom – heeft in allerlei opzichten essentieel bijgedragen aan de ontwikkeling van onze samenleving. Niet alleen in kunst en cultuur, ook in de ontwikkeling van ons onderwijs, de zorg en bovenal onze democratische rechtsstaat. Een voorbeeld: de notie dat er geen onderscheid is tussen mensen, dat je je naaste moet lief hebben als jezelf, dat ieder mens ertoe doet, is een direct fundament voor de ontwikkeling van de grondrechten zoals wij die hede ten dagen kennen. Wie zich verdiept in het werk van Alexis de Tocqueville begrijpt welke belangrijke rol religie niet alleen in ons land en in onze tijd maar meer in algemene zin heeft: als hoeder van de zeden, als vrijheid om te doen wat goed en rechtvaardig is, tegen de tirannie van de rationaliteit in.

De Staat heeft ook anno 2019 een groot belang bij het koesteren van gemeenschappen waar waarden en normen geleerd worden, geoefend worden, door gegeven worden. Dat zijn natuurlijk niet alleen kerken, moskeeën, tempels: er zijn heel veel organisaties en verbanden die daar een rol in hebben. Maar gelovigen hoeven zich niet weg te cijferen. Integendeel, ze mogen in de traditie van allen die hen daarin voorgingen hun trotse bijdrage leveren en hun betekenisvolle plek opeisen. En verwachten dat de overheid hun bijdrage waardeert, met hen respectvol omgaat.
De meerwaarde die kerkgenootschappen en andere levensbeschouwelijke organisaties hebben doet er toe en is maatschappelijk van essentiële betekenis. Dan denken we niet alleen aan economische baten (her en der berekend en aangetoond) maar ook aan de maatschappelijke baten van pastoraat, diaconaat, geestelijke verzorging in de gevangenis en in het leger, van omzien naar elkaar. En bovenal over het inhoud geven aan de waarden waar onze samenleving op gegrondvest is. Die maatschappelijke meerwaarde rechtvaardigt dat kerk en synagoge niet weggeschoven worden naar de rand van het denken, maar juist betrokken worden bij het beter en rechtvaardiger maken van ons land, bij het versterken van de werking van de samenleving, van de rechtsstaat.

De scheiding van kerk en staat – sinds de wijziging van de Grondwet in 1848 een vast (ongeschreven) onderdeel van onze staatsinrichting – blijft voor zowel de overheid als de kerken een leidend principe. Maar in onze huidige samenleving lijkt die scheiding steeds vaker uitgelegd te worden als een argument voor afstand, voor isolatie, voor het ‘met de rug naar de kerken staan’. Door dit te doen wordt de behoefte en de oriëntatie van grote delen van onze samenleving niet alleen miskend, maar ook niet benut. En dat mag je met recht een doodzonde noemen!

Respecteer de scheiding van kerk en staat, maar investeer tegelijkertijd in een grotere onderlinge betrokkenheid, in dialoog. Laat leidend zijn welke bijdrage ‘de kerk’ (in alle verscheidenheid) levert aan onze samenleving. Dat kan alleen met bezielde, verantwoordelijke burgers en dat is juist waar geloofsgemeenschappen een zeer wezenlijke bijdrage aan kunnen leveren, waar ze goed in zijn.

Door de verhouding van Kerk en Staat meer te betrekken op onze democratische rechtsstaat ontstaat de mogelijkheid om werkelijk onderscheid te maken tussen gemeenschappen die een bijdrage leveren aan die rechtsstaat, of er juist afbreuk aan doen. Dat zal in voorkomende gevallen een ingewikkeld debat opleveren, maar dat debat zal aanzienlijk meer bijdragen aan de ontwikkeling van ons land, dan het houden van zoveel mogelijk afstand zoals dat nu gebeurt.

Er is hoop! Er is een toenemende belangstelling voor religie en geloof in onze samenleving. Het Rebible-project van Inez van Oord, de aandacht en warmte die The Passion weet op te roepen, het boek Ongelofelijk van Yvonne Zonderop (‘over de verrassende comeback van religie’), nieuwe kerkgenootschappen die ontstaan, de aandacht voor de duurzaamheidsboodschap van de Paus. Nederland gaat misschien minder naar de kerk, maar de zucht naar betekenis en zingeving kan geen mens loslaten.

Ik hoop dat op de vleugels van die toenemende interesse ook de maatschappelijke waardering voor geloof en religie toeneemt. Daarbij past een moderne relatie tussen Kerk en Staat. Een relatie die recht doet aan de verschillende verantwoordelijkheden van Kerk en Staat en de scheiding die dat met zich meebrengt in ere houdt. Een relatie die tegelijkertijd geïnspireerd wordt door de woorden van het tweede Vaticaans Concilie, namelijk dat kerk en staat beide in dienst staan van de belangen van dezelfde mensen. En dat alleen al rechtvaardigt een relatie die gekenmerkt wordt door dialoog en betrokkenheid.

Gelovigen en hun organisaties spelen een meer dan wezenlijke rol in het functioneren  van onze samenleving. Een waardevolle rol! Voor de overheid is er geen enkele reden om daaraan voorbij te gaan.

Tweede Kamerlid Chris van Dam

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.