CDV-nummer over christelijk-sociaal denken verschenen
De hoofdvraag van dit CDV-herfstnummer is: wat is christelijk-sociaal en wat is het potentieel van het christelijk-sociaal denken om anders te kijken naar de realiteit, anders namelijk dan met de dominante instrumentele bestuurstechnieken, waarbij mensen via regels, door concurrentie of door sanctie- en beloningsprikkels tot betere prestaties gedwongen moeten worden?
***
Om die vraag te beantwoorden is de bundel uit drie delen opgebouwd. In het eerste deel, ‘De belofte van het christelijk-sociaal denken’, wordt stilgestaan bij de oorsprong en de legitimiteit van het christelijk-sociaal denken. Evert Jan van Asselt, Jan Jacob van Dijk, Piet Hazenbosch en Hein Pieper belichten zeven hardnekkige mythes rond het christelijk-sociaal denken. De christelijk-sociale beweging heeft niet zozeer een programmatisch probleem. Ze is, zo stelt Erik Borgman, gaan geloven dat ze een specifieke visie op het maatschappelijk leven heeft en probeert die samenleving volgens deze visie vorm te geven. Het gaat echter niet om een samenleving die volgens een christelijk bouwplan moet worden opgebouwd, maar om een samenleving waarin heel veel verschillende vormen van leven zich thuis kunnen weten. Cor van Beuningen laat zien hoe het christelijk-sociaal denken met de uitbouw van de verzorgingsstaat zijn eigen aard en zeggingskracht heeft verloren en toont wat de eigenheid is van het christelijk-sociale besturingsparadigma. Hans Groen betoogt dat als christelijk-sociale organisaties een verlegenheid ervaren, die verlegenheid zich niet moet richten op de christelijke identiteit, maar op maatschappelijke problemen.
De vraag is: welke sociale en maatschappelijke realiteit zit ons dwars en dwingt ons, omdat ze onhoudbaar is, tot een omvattende ‘reframing’? In het tweede deel staan de nieuwe sociale kwesties centraal. Steven Vanackere problematiseert de dominante instrumentele rationaliteit en maakt zichtbaar dat die een zuurbad is voor menselijke relaties. Vervolgens worden verschillende urgente en uitdagende ordeningsvraagstukken gethematiseerd: de noodzaak van een integrale visie op ecologie en economie (Thijs Caspers), nieuwe scheidslijnen tussen hoog- en laagopgeleiden (Rien Fraanje), de flexibilisering van het arbeidscontract (Martijntje Smits), de sociale zekerheid (Gerrit de Jong), de noodzaak van sociale innovaties in het bedrijfsleven (Henk Volberda en Kevin Heij) en de overtollige regeldruk op organisaties en ondernemingen (Jan Jacob van Dijk).
De gemene deler: als gevolg van de dominantie van rationele besturingstechnieken en het systeemdenken worden mensen geblokkeerd in hun levensmogelijkheden. Hun vermogens om samen te werken, hun talenten te ontplooien en hun verantwoordelijkheden te nemen, worden tenietgedaan. Het leidt op allerlei niveaus tot onverbondenheid: onverbondenheid met anderen, onverbondenheid met bedrijven en organisaties, en onverbondenheid met iets wat uitgedrukt wordt met ‘de publieke zaak’.
***
Het christelijk-sociaal denken biedt een andere manier van kijken. In dat gedachtegoed wordt een rijker, voller mensbeeld aangereikt: mensen zijn in de eerste plaats sociale en solidaire wezens die met en voor elkaar verantwoordelijkheid willen nemen, en die alleen samen, in lokale praktijken, betekenis geven aan wat ‘prestatie’ wordt genoemd. In dat gedachtegoed wordt de werkelijkheid niet versnipperd in talrijke domeinen en specialistische disciplines, maar gaat het om de ‘heelheid van de mens’ en de ‘heelheid van de schepping’. En: in dat gedachtegoed wordt de werkelijkheid ontvangen, om er vervolgens een plaats in te vinden, in plaats van de regie erover te nemen. Het neemt de alledaagse ervaringswerkelijkheid als uitgangspunt.
De vraag is vervolgens wel op welke manieren de verbondenheid hersteld kan worden. In het derde deel van dit CDV-nummer, ‘Verbondenheid als uitdaging’, introduceert Luigino Bruni het concept van ‘civiele economie’, dat de intrinsiek menselijke waarde van economische relaties erkent. Gabriël van den Brink en Laurens de Graaf wijzen op het belang van zogenoemde ‘best persons’ als verbindende schakels tussen de systeemwereld van overheden en de leefwereld van burgers. Herman Kaiser betoogt dat christelijk-sociale organisaties actief moeten deelnemen aan netwerken en trekkers moeten zijn van coalitions of the willing. En Gerard de Korte wijst op de wereldwijde duurzame gerechtigheid als christelijk-sociale uitdaging. Het zijn hoopvolle perspectieven die het gulden midden aanwijzen tussen een utopische beheersingspolitiek en een doorgeslagen autonomiedenken.
Pieter Jan Dijkman, Annemarie Hinten, Gerrit de Jong & Jan Prij (red.), De belofte van het christelijk-sociaal denken, Christen Democratische Verkenningen, herfst 2015, Amsterdam: Uitgeverij Boom, pp. 188.
Meer informatie over een abonnement op CDV of bestelling van een los exemplaar vindt u op www.cda.nl/wi/cdv
De hoofdvraag van dit CDV-herfstnummer is: wat is christelijk-sociaal en wat is het potentieel van het christelijk-sociaal denken om anders te kijken naar de realiteit, anders namelijk dan met de dominante instrumentele bestuurstechnieken, waarbij mensen via regels, door concurrentie of door sanctie- en beloningsprikkels tot betere prestaties gedwongen moeten worden?
***
Om die vraag te beantwoorden is de bundel uit drie delen opgebouwd. In het eerste deel, ‘De belofte van het christelijk-sociaal denken’, wordt stilgestaan bij de oorsprong en de legitimiteit van het christelijk-sociaal denken. Evert Jan van Asselt, Jan Jacob van Dijk, Piet Hazenbosch en Hein Pieper belichten zeven hardnekkige mythes rond het christelijk-sociaal denken. De christelijk-sociale beweging heeft niet zozeer een programmatisch probleem. Ze is, zo stelt Erik Borgman, gaan geloven dat ze een specifieke visie op het maatschappelijk leven heeft en probeert die samenleving volgens deze visie vorm te geven. Het gaat echter niet om een samenleving die volgens een christelijk bouwplan moet worden opgebouwd, maar om een samenleving waarin heel veel verschillende vormen van leven zich thuis kunnen weten. Cor van Beuningen laat zien hoe het christelijk-sociaal denken met de uitbouw van de verzorgingsstaat zijn eigen aard en zeggingskracht heeft verloren en toont wat de eigenheid is van het christelijk-sociale besturingsparadigma. Hans Groen betoogt dat als christelijk-sociale organisaties een verlegenheid ervaren, die verlegenheid zich niet moet richten op de christelijke identiteit, maar op maatschappelijke problemen.
De vraag is: welke sociale en maatschappelijke realiteit zit ons dwars en dwingt ons, omdat ze onhoudbaar is, tot een omvattende ‘reframing’? In het tweede deel staan de nieuwe sociale kwesties centraal. Steven Vanackere problematiseert de dominante instrumentele rationaliteit en maakt zichtbaar dat die een zuurbad is voor menselijke relaties. Vervolgens worden verschillende urgente en uitdagende ordeningsvraagstukken gethematiseerd: de noodzaak van een integrale visie op ecologie en economie (Thijs Caspers), nieuwe scheidslijnen tussen hoog- en laagopgeleiden (Rien Fraanje), de flexibilisering van het arbeidscontract (Martijntje Smits), de sociale zekerheid (Gerrit de Jong), de noodzaak van sociale innovaties in het bedrijfsleven (Henk Volberda en Kevin Heij) en de overtollige regeldruk op organisaties en ondernemingen (Jan Jacob van Dijk).
De gemene deler: als gevolg van de dominantie van rationele besturingstechnieken en het systeemdenken worden mensen geblokkeerd in hun levensmogelijkheden. Hun vermogens om samen te werken, hun talenten te ontplooien en hun verantwoordelijkheden te nemen, worden tenietgedaan. Het leidt op allerlei niveaus tot onverbondenheid: onverbondenheid met anderen, onverbondenheid met bedrijven en organisaties, en onverbondenheid met iets wat uitgedrukt wordt met ‘de publieke zaak’.
***
Het christelijk-sociaal denken biedt een andere manier van kijken. In dat gedachtegoed wordt een rijker, voller mensbeeld aangereikt: mensen zijn in de eerste plaats sociale en solidaire wezens die met en voor elkaar verantwoordelijkheid willen nemen, en die alleen samen, in lokale praktijken, betekenis geven aan wat ‘prestatie’ wordt genoemd. In dat gedachtegoed wordt de werkelijkheid niet versnipperd in talrijke domeinen en specialistische disciplines, maar gaat het om de ‘heelheid van de mens’ en de ‘heelheid van de schepping’. En: in dat gedachtegoed wordt de werkelijkheid ontvangen, om er vervolgens een plaats in te vinden, in plaats van de regie erover te nemen. Het neemt de alledaagse ervaringswerkelijkheid als uitgangspunt.
De vraag is vervolgens wel op welke manieren de verbondenheid hersteld kan worden. In het derde deel van dit CDV-nummer, ‘Verbondenheid als uitdaging’, introduceert Luigino Bruni het concept van ‘civiele economie’, dat de intrinsiek menselijke waarde van economische relaties erkent. Gabriël van den Brink en Laurens de Graaf wijzen op het belang van zogenoemde ‘best persons’ als verbindende schakels tussen de systeemwereld van overheden en de leefwereld van burgers. Herman Kaiser betoogt dat christelijk-sociale organisaties actief moeten deelnemen aan netwerken en trekkers moeten zijn van coalitions of the willing. En Gerard de Korte wijst op de wereldwijde duurzame gerechtigheid als christelijk-sociale uitdaging. Het zijn hoopvolle perspectieven die het gulden midden aanwijzen tussen een utopische beheersingspolitiek en een doorgeslagen autonomiedenken.
Pieter Jan Dijkman, Annemarie Hinten, Gerrit de Jong & Jan Prij (red.), De belofte van het christelijk-sociaal denken, Christen Democratische Verkenningen, herfst 2015, Amsterdam: Uitgeverij Boom, pp. 188.
Meer informatie over een abonnement op CDV of bestelling van een los exemplaar vindt u op www.cda.nl/wi/cdv