30 januari 2009

Burgers kunnen veel meer dan de overheid denkt

Raymond Gradus stelt in NRC dat de overheid nimmer op de stoel van de samenleving mag gaan zitten.
De kracht zal uit de samenleving sijpelen. Een goede samenwerking tussen staat en markt is de enige werkbare uitweg. \r\n\

De overheid mag nimmer op de stoel van de samenleving gaan zitten. De kracht zal uit de samenleving sijpelen. Een goede samenwerking tussen staat en markt is de enig werkbare uitweg.

De kredietcrisis heeft er onder meer voor gezorgd dat het debat over economische ordening een nieuwe impuls gekregen heeft. Volgens sommigen, zoals Herman Vuijsje hiernaast, moet de grote en sterke staat weer op het paard gehesen worden. Vormen van zelfregulering heben afgedaan. De overheid lijkt weer in te zijn. Maar, zoals wijlen J.A.A. van Doorn dat onlangs treffend in zijn postuum verschenen Herfsttij der Democratie verwoordde, zal de overheid deze hooggespannen verwachtingen niet waarmaken en is de geschiedenis dan ook geplaveid met teleurstellingen. Als we recente crises zoals de boekhoudfraude of de vuurwerkrampen de revue laten passeren, dan zien we dat deze hebben geleid tot regels of een uitdijende bureaucratie, maar dat daardoor de zaken niet zijn opgelost. Dit omdat men voorbijgaat aan de wortel, namelijk het falend gedrag van individuen (en soms ook van overheidsdienaren). Mijn analyse is dat juist een overaccentuering van zowel de staat als de markt tot ongelukken leidt. Een goede samenwerking tussen beide, ingebed in een betrokken samenleving, is de enig werkbare uitweg.

De Franse econoom Henri Le Page heeft in een artikel voor het European Ideas Network aangegeven dat naar zijn overtuiging de overheid, en in het bijzonder de Amerikaanse overheid, debet is aan deze kredietcrisis. In een historische analyse beschrijft hij hoe van de zijde van Amerikaanse regeringen druk werd uitgeoefend om hypotheken ook toegankelijk te maken voor lagere inkomens. Met name in de jaren negentig heeft dit geleid tot minder stringente criteria en tot de minder kredietwaardige subprime hypotheken. In 1995 werden de regels van de Community Reinvestment Act aangepast, zodat ook achterstandsgroepen hypotheken konden krijgen. Uiteraard hadden de banken ook wel wat meer tegengas kunnen geven, maar je moet wel heel stevig in je schoenen staan om dat te doen, zeker als de overheid alleen garanties geeft indien je de criteria minder strikt hanteert. Met name door deze subprime hypotheken en het doorverhandelen in onzichtbare balansposten, waardoor niemand meer het precieze risico kon inschatten, ontstond een moderne wet van Gresham: de slechte producten zijn niet meer van de goede producten te onderscheiden en drijven dan ook de goede producten uit de markt.

Uiteindelijk was het niet te voorkomen dat de overheid tijdelijk insprong bij een aantal banken om een systeemfalen te voorkomen, doch de betrokkenheid moet zo kort mogelijk zijn en het is niet wenselijk dat de overheid zich gaat bemoeien met het bancaire spel. Voorbeelden te over waartoe dat zal leiden. Neem bijvoorbeeld het schatkistbankieren in Zuid-Holland, wat destijds leidde tot de Ceteco-affaire. Het is overigens boeiend te constateren dat veel non-profitorganisaties zichzelf na deze affaire regels hebben opgelegd, die ook aan lagere overheden zijn opgelegd om dit gedrag te voorkomen.

Dat we niet alleen kunnen vertrouwen op de markt, heeft de huidige crisis aangetoond. In de financiële markten is de theorie van de onzichtbare hand onbeschaamd gehanteerd en ondertussen is het verhaal van de morele inbedding terzijde geschoven. Hedgefondsen gingen op zoek naar korte termijngewin en zogen als sprinkhanen bedrijven leeg en financiële intermediairs hebben in een zoektocht naar winst risicos veronachtzaamd. Deze financiële crisis zal onmiskenbaar leiden tot strikter toezicht en betere normen die bijvoorbeeld het wegstoppen van risicos in de balans voorkomen. Het is echter een misvatting dat alleen een sterkere rol van de overheid kan volstaan. Als mensen zich schaamteloos willen verrijken ten koste van anderen staat de overheid voor een schier onmogelijke taak. Er zijn dan zoveel regels nodig dat elke ondernemingszin wordt verstikt. Voor christen-democraten is de enige werkbare vorm het Rijnlandse model met een kleine maar wel sterke overheid én een sterk ontwikkeld maatschappelijk middenveld. Op die wijze kunnen sociale partners, burgers en bedrijven hun verantwoordelijkheid waarmaken en worden de scherpe kanten van het kapitalisme weggevijld, maar blijft de kracht ervan behouden.

Eigen verantwoordelijkheid en zelfregulering zijn daarbij cruciaal, maar wel ingebed in een samenleving die zich betrokken weet bij zaken als onderwijs en zorg. Normen zoals zelfbeperking en verantwoordelijkheid worden dan overgedragen. Ook Tocqueville drong in zijn standaardwerk over democratie aan op het sterk decentraliseren van politieke besluitvorming en de uitvoering van besluiten. Zoals geschreven in het redactioneel van het nummer De kracht van zelfbeheersing van het blad Christen Democratische Verkenningen, ontstaan daardoor vrije associaties van burgers en verenigingen. In deze burgermaatschappij ontstaat een informele opvoeding tot burgerschap, waarbij de kerken een belangrijke rol spelen.

Het is veelzeggend dat de bisschop van Groningen, De Korte, onlangs in een interview constateert dat de kerk in Amerika steeds meer is teruggedrongen uit het maatschappelijke domein. In Amerika is de godsdienst sterk individueel gericht (of nationaal, God bless America) en lijkt de kritische kracht uit de kerk te zijn verdwenen doch ook in Nederland valt een dergelijke tendens te ontwaren. Een sterk individuele benadering en het ontbreken van een moreel anker lijkt zich ook hier steeds meer op te breken. Ik onderschrijf zijn pleidooi voor het Rijnlandse model met een sterke waardenoriëntatie, waarin ondernemers, de samenleving en consumenten kunnen floreren, en een lange termijnfocus als uitgangspunt te nemen.

De crisis geeft juist aan dat zelfregulering versterkt moet worden. Er zijn voorbeelden te over waar het goed loopt. Wat te denken van pensioenfondsen, caos, charitatieve instellingen, keurmerken en landschapsverenigingen. Uiteraard mag zelfregulering niet betekenen dat machtsposities zich bestendigen. Een overheid die met een stok achter de deur staat, kan daarbij helpen. Maar we moeten opletten dat de overheid niet op de stoel van de samenleving gaat zitten, omdat daardoor de kracht uit de samenleving zou worden gehaald. De meest succesvolle vormen van zelfregulering zijn dan ook die voorbeelden waar het intern toezicht goed geregeld is. De sportwereld kent uitvoerige vormen van tuchtrechtspraak en het is prima dat de onderwijssector zelf nadenkt over governance en toezichtcodes. Dit werkt beter dan regels van overheidszijde omdat deze codes of regels dan komen uit de verbanden zelf.

Er is niets op tegen dat de overheid de algemene kaders aangeeft en haar verantwoordelijkheid neemt, maar we moeten niet op basis van vaak publiek breed uitgemeten incidenten gedetailleerde regels gaan opstellen. Dit resulteert in te veel overheidsregels en te veel bureaucratie. Dit zien we onder meer op het terrein van ruimtelijke ordening. Zo hebben gemeentelijke en provinciale overheden het wonen te veel in detail geregeld. Daardoor is het wonen verweven geraakt met de financiering van het openbaar bestuur. In een recent rapport van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA over de woningmarkt wordt gepleit voor meer betrokkenheid van gemeenten en provincies bij de woonwensen van hun burgers. Vormen van zelfregulering zoals kleinschalige projecten en particulier opdrachtgeverschap kunnen hierbij behulpzaam zijn. De overheid moet hier, en ook op andere terreinen, een stap terug doen en de burgers meer ruimte geven.

Het is inspirerend dat ook Obama in zijn inaugurele rede aangaf de verantwoordelijkheid waar mogelijk te willen leggen bij de samenleving.

De huidige crisis vraagt niet om minder, maar juist om meer zelfregulering

Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.