CDV-nummer Het kind als ‘project X’ verschenen
Deze centrale vraag komt voort uit twee, onderling samenhangende, ontwikkelingen. De positie van het kind is, ten eerste, de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Tot in de jaren tachtig mocht het kind vooral kind zijn, maar langzamerhand is het als het ware een project geworden dat niet mag mislukken. Het zijn niet alleen de scholen die gedwongen werden te werken conform allerlei prestatie-indicatoren; ouders zelf verlangen ook prestaties van de school en hun kroost. Ten tweede beschouwt de overheid het onderwijs in toenemende mate als een oplossingsmachine voor maatschappelijke problemen. Als gevolg hiervan verschraalt het onderwijsaanbod. Het is daarom de hoogste tijd het hyperinterventionisme van de overheid achter ons te laten en de bezieling die het hart van het onderwijs uitmaakt weer de ruimte te geven.
Dit nummer valt in drie delen uiteen. In het eerste deel, ‘Het kind als project’, worden de huidige status van het kind en de opvoedingscontext verkend. Peter Cuyvers problematiseert het fenomeen dat ouders zichzelf in allerlei bochten moeten wringen om aan te sluiten bij wat het kind als het ware ‘in zich heeft’. Hij pleit voor een herwaardering van het fundamentele onderscheid tussen opvoeden en leren. Paul Verhaeghe betoogt dat we vandaag de dag een probleem met autoriteit hebben gekregen, iets wat ook doorwerkt in het onderwijs. Een nieuwe, horizontalere vorm van gezag is nodig. Wim de Jong plaatst de overspannen verwachtingen ten aanzien van scholen in historisch perspectief. Altijd al hebben overheden en politieke partijen hun maatschappelijke toekomstidealen op het onderwijs geprojecteerd, of het nu sociaaldemocraten, liberalen of christendemocraten waren. Berend Kamphuis schetst hoe rendementsdenken in het onderwijs een legitieme waarde is, maar dat het onder invloed van het functionele denken een doel in zichzelf is geworden. De uitdaging is het nastreven van resultaten weer te verbinden met idealen en waarden.
Het tweede deel van dit nummer, ‘Voorbeeldig onderwijs’, gaat over de vraag wat de voorwaarden zijn voor goed onderwijs. Onderwijs is in eerste instantie een relatie, tussen een docent en zijn leerlingen. Dat te erkennen zou al winst zijn, en gelukkig komt er ook steeds meer aandacht voor socialisatie (het inleiden in en verbinden met sociale tradities en praktijken) in het onderwijs. Gert Biesta laat zien dat goed onderwijs niet alleen met kwalificatie en met het verwerven van kennis en vaardigheden te maken heeft, maar ook met de vorming van de leerling als persoon. Jordi Wiersma betoogt aan de hand van de klassieken dat de goede leraar wordt gekenmerkt door een dubbele liefde: toewijding aan zijn vak en trouw aan zijn leerlingen. En Wouter Sanderse pleit voor de invoering van een beroepseed. Op die manier kan de broodnodige beroepsethiek beter worden verankerd in lerarenopleidingen en worden leraren aangespoord uit te leggen hoe ze voor leerlingen en de samenleving goed onderwijs realiseren. Emma Cohen de Lara laat zien hoe het inzetten op Bildung – de vorming van het innerlijk – het onderwijs haar spilfunctie in de cultuuroverdracht kan teruggeven.
Leren is imitatio. Pas als daarvan sprake is, kan de school een bezielende oefenplaats zijn voor volwassenheid. Het derde deel, ‘Van beheersing naar bezieling’, verkent wegen om de bezieling die op allerlei manieren in het onderwijs besloten ligt, de ruimte te geven. Onderwijsorganisaties zouden niet zozeer op hun maakbare resultaten en meetbare prestaties moeten worden afgerekend, maar zouden primair verantwoording moeten afleggen op basis van hun eigen visie op goed onderwijs en van de wijze waarop daaraan in de praktijk inhoud wordt gegeven, betoogt Jan Hoogland. Hansko Broeksteeg pleit voor eerherstel van de gemeenschapsgedachte van de school. Het beginsel van subsidiariteit kan daarbij behulpzaam
zijn: onderwijs hoort immers een samenspel te zijn van ouders en leerlingen, leraren en schoolbestuur, én de overheid. René Kneyber benadrukt de noodzaak van meer zeggenschap van leraren over de inhoud en doelen van hun vak. En Dick den Bakker en Taco Visser zoeken naar een vruchtbare verbinding van de levensbeschouwelijke inspiratie van scholen met de alledaagse onderwijspraktijk.
Wilt u dit nummer bestellen? Neem dan contact op met de abonnementenadministratie van Uitgeverij Boom via 0522-237 555 of [email protected] Een los nummer kost 19 euro. Meer informatie over abonnementen op CDV kunt u vinden op cda.nl/wi/cdv
Deze centrale vraag komt voort uit twee, onderling samenhangende, ontwikkelingen. De positie van het kind is, ten eerste, de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Tot in de jaren tachtig mocht het kind vooral kind zijn, maar langzamerhand is het als het ware een project geworden dat niet mag mislukken. Het zijn niet alleen de scholen die gedwongen werden te werken conform allerlei prestatie-indicatoren; ouders zelf verlangen ook prestaties van de school en hun kroost. Ten tweede beschouwt de overheid het onderwijs in toenemende mate als een oplossingsmachine voor maatschappelijke problemen. Als gevolg hiervan verschraalt het onderwijsaanbod. Het is daarom de hoogste tijd het hyperinterventionisme van de overheid achter ons te laten en de bezieling die het hart van het onderwijs uitmaakt weer de ruimte te geven.
Dit nummer valt in drie delen uiteen. In het eerste deel, ‘Het kind als project’, worden de huidige status van het kind en de opvoedingscontext verkend. Peter Cuyvers problematiseert het fenomeen dat ouders zichzelf in allerlei bochten moeten wringen om aan te sluiten bij wat het kind als het ware ‘in zich heeft’. Hij pleit voor een herwaardering van het fundamentele onderscheid tussen opvoeden en leren. Paul Verhaeghe betoogt dat we vandaag de dag een probleem met autoriteit hebben gekregen, iets wat ook doorwerkt in het onderwijs. Een nieuwe, horizontalere vorm van gezag is nodig. Wim de Jong plaatst de overspannen verwachtingen ten aanzien van scholen in historisch perspectief. Altijd al hebben overheden en politieke partijen hun maatschappelijke toekomstidealen op het onderwijs geprojecteerd, of het nu sociaaldemocraten, liberalen of christendemocraten waren. Berend Kamphuis schetst hoe rendementsdenken in het onderwijs een legitieme waarde is, maar dat het onder invloed van het functionele denken een doel in zichzelf is geworden. De uitdaging is het nastreven van resultaten weer te verbinden met idealen en waarden.
Het tweede deel van dit nummer, ‘Voorbeeldig onderwijs’, gaat over de vraag wat de voorwaarden zijn voor goed onderwijs. Onderwijs is in eerste instantie een relatie, tussen een docent en zijn leerlingen. Dat te erkennen zou al winst zijn, en gelukkig komt er ook steeds meer aandacht voor socialisatie (het inleiden in en verbinden met sociale tradities en praktijken) in het onderwijs. Gert Biesta laat zien dat goed onderwijs niet alleen met kwalificatie en met het verwerven van kennis en vaardigheden te maken heeft, maar ook met de vorming van de leerling als persoon. Jordi Wiersma betoogt aan de hand van de klassieken dat de goede leraar wordt gekenmerkt door een dubbele liefde: toewijding aan zijn vak en trouw aan zijn leerlingen. En Wouter Sanderse pleit voor de invoering van een beroepseed. Op die manier kan de broodnodige beroepsethiek beter worden verankerd in lerarenopleidingen en worden leraren aangespoord uit te leggen hoe ze voor leerlingen en de samenleving goed onderwijs realiseren. Emma Cohen de Lara laat zien hoe het inzetten op Bildung – de vorming van het innerlijk – het onderwijs haar spilfunctie in de cultuuroverdracht kan teruggeven.
Leren is imitatio. Pas als daarvan sprake is, kan de school een bezielende oefenplaats zijn voor volwassenheid. Het derde deel, ‘Van beheersing naar bezieling’, verkent wegen om de bezieling die op allerlei manieren in het onderwijs besloten ligt, de ruimte te geven. Onderwijsorganisaties zouden niet zozeer op hun maakbare resultaten en meetbare prestaties moeten worden afgerekend, maar zouden primair verantwoording moeten afleggen op basis van hun eigen visie op goed onderwijs en van de wijze waarop daaraan in de praktijk inhoud wordt gegeven, betoogt Jan Hoogland. Hansko Broeksteeg pleit voor eerherstel van de gemeenschapsgedachte van de school. Het beginsel van subsidiariteit kan daarbij behulpzaam
zijn: onderwijs hoort immers een samenspel te zijn van ouders en leerlingen, leraren en schoolbestuur, én de overheid. René Kneyber benadrukt de noodzaak van meer zeggenschap van leraren over de inhoud en doelen van hun vak. En Dick den Bakker en Taco Visser zoeken naar een vruchtbare verbinding van de levensbeschouwelijke inspiratie van scholen met de alledaagse onderwijspraktijk.
Wilt u dit nummer bestellen? Neem dan contact op met de abonnementenadministratie van Uitgeverij Boom via 0522-237 555 of [email protected] Een los nummer kost 19 euro. Meer informatie over abonnementen op CDV kunt u vinden op cda.nl/wi/cdv