11 april 2018

Vlog: Paul Rijken

Op 3 april kopte De Volkskrant. “Nederlandse veestapel moet fors krimpen om klimaatdoelen Parijs te halen. En snel ook.” Het onderliggende advies van de Raad voor de Leefomgeving heeft nogal wat stof doen opwaaien. Dit advies wekt de suggestie dat de veeteelt een groot CO2 probleem veroorzaakt én dat minder koeien in Nederland zou bijdragen aan een beter klimaat.

Volgens het CDA Zuid-Holland komt de CO2 dat vee uitstoot echter bijna volledig uit hernieuwbare bronnen. Het gras dat de koeien eten, haalt de CO2 uit de lucht. Daarnaast houdt CO2-uitstoot en klimaatverandering niet op bij de landsgrenzen. De Nederlandse landbouw is het meest efficiënt als het gaat om de verhouding productie-klimaatbelasting. Ons klimaat, onze bodem en ons landschap zijn uitzonderlijk geschikt voor landbouw. “Ik ben in de afgelopen maanden in Costa Rica en Mexico geweest met alle hoogteverschillen, droogten, modderstromen, enzovoort. Veel gebieden zijn niet geschikt voor landbouw,” aldus CDA-Statenlid Paul Rijken. “Van de gebieden die wel geschikt zijn voor landbouw is wereldwijd ongeveer 40% alleen geschikt voor veeteelt. Zoals ook het Veenweidegebied in Nederland. De vraag naar zuivel en vlees wereldwijd neemt toe, dus moet je dit doen op de plekken met de minste klimaatbelasting, zoals Nederland.”

De Raad pleit ervoor om de schijf van vijf aan te passen en belasting te heffen op zuivel en vlees. Het CDA Zuid-Holland is echter van mening dat we het CO2 niveau moeten aanpassen aan onze gezondheid, niet andersom. De schijf van vijf is niet zomaar een bedenksel. Dierlijke eiwitten in zuivel en vlees zijn gewoon belangrijk voor een gezond dieet. En nogmaals, 40% van landbouwgrond is niet geschikt voor akkerbouw. De luxe die we in Nederland hebben, dat we kunnen kiezen voor alternatieven zoals vleesvervangers, is er maar op weinig plekken in de wereld.

Belasting verhogen kan volgens Paul Rijken alleen werken als onderdeel van een samenhangend pakket. “Om te beginnen moet er in de supermarkt een reële prijs betaald worden. Een te lage prijs betekent dat een deel van de rekening wordt gelegd bij dier, mens of milieu. Vanuit een goede basisprijs kan je vervolgens tijdelijk belasting verlagen voor duurzame producten en geleidelijk belasting verhogen op niet duurzame producten. Koud belasting verhogen spant de koe achter de wagen, want als de consument niet meer wil betalen, krijgt de boer nog minder voor zijn product en neemt het risico op uitbuiting van dier, mens en/of milieu toe.”

Het CDA Zuid-Holland kan zich wel vinden in het advies van de Raad voor de Leefomgeving als het gaat om het aanspreken van CO2-reserves, bijvoorbeeld wanneer een regenwoud gekapt moet worden om veevoer te verbouwen of wanneer er bodemdaling in het veenweidegebied optreedt. Dat zijn vraagstukken die opgepakt moeten worden. En dat gebeurt gelukkig al.

Paul Rijken: “Er wordt op initiatief van één van de grote supermarktketens gewerkt om alleen nog veevoer uit Europa te gebruiken. En de sector neemt daar nu grote stappen in. En in het veenweidegebied wordt onder andere door het Veenweide Innovatie Centrum hard gewerkt aan technieken om het stikstofgehalte in de mest te verlagen en bodemdaling tegen te gaan. Bijvoorbeeld door peil gestuurde drainage en opbouw van organisch materiaal in de bodem.”

Het CDA Zuid-Holland wil graag toe naar een circulaire economie en een circulaire landbouw, waarbij stoffen geen afval zijn maar hernieuwd worden. Vee speelt hierin een essentiële rol, omdat ze voor mensen oneetbare planten omzetten naar zuivel, vlees, mest - voedingsstof voor mens en bodem - en methaan, dat ons energie kan leveren. “Daar kunnen we nog meer mee,” aldus Paul Rijken. “De Raad voor de leefomgeving legt in haar advies de schuld bij de koe. Dergelijke stigmatisering leidt af van waar het werkelijk over moet gaan. En dat is het verbeteringen van de bedrijfsvoering waarmee de landbouw - net als in het verleden – weer volledig circulair en klimaatneutraal wordt.”

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.